Forum Hadriani De vergeten stad van Hadrianus - VU-DARE Home ...
Forum Hadriani De vergeten stad van Hadrianus - VU-DARE Home ...
Forum Hadriani De vergeten stad van Hadrianus - VU-DARE Home ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
vastgesteld. 783 Nieuw was echter het beeld in een volgend dwarsprofiel <strong>van</strong> het AAC circa vijftien<br />
meter noordelijker. Daar bedroeg de geuldiepte nog maar circa 1 meter beneden NAP. 784 <strong>De</strong>ze snelle<br />
stijging <strong>van</strong> de bodem <strong>van</strong> de geul met over deze afstand gemiddeld 5 procent valt ongeveer samen<br />
met eerder genoemde ‘trede’ in de strandwal: in de sleuf <strong>van</strong> Bogaers en de profielen <strong>van</strong> Van Giffen<br />
liep op vergelijkbare afstand <strong>van</strong> de Vliet de helling ook op tot circa 5 procent. Het gevolg was dat een<br />
soort drempel ontstond en de rest <strong>van</strong> de geul vrij ondiep was.<br />
In het profiel <strong>van</strong> het AAC is de geul <strong>van</strong>af de westelijke oever over ongeveer zestien meter<br />
breedte te volgen. Omdat de geul volgens de boringen <strong>van</strong> <strong>De</strong> Jager hier twintig tot vijfentwintig meter<br />
breed was, lag de oostelijke rand <strong>van</strong> de opgravingsput enkele meters <strong>van</strong> de oostelijke oever. Het<br />
diepste punt (circa 1,2 meter beneden NAP) ligt op ongeveer dezelfde lijn waar <strong>De</strong> Jager circa<br />
vijfentwintig meter noordelijker in dwarsprofiel 1 een grootste diepte <strong>van</strong> 1,38 meter waarnam. Verder<br />
lag de diepte in dwarsprofiel 1 <strong>van</strong> <strong>De</strong> Jager met negen meetpunten op gemiddeld 122 centimeter<br />
beneden NAP. Een boring <strong>van</strong> het AAC hier in de buurt leverde een vergelijkbare diepte <strong>van</strong> 1,13<br />
meter beneden NAP op. 785 Het lijkt er dus op dat de geul in de richting <strong>van</strong> de strandwal een of twee<br />
decimeter dieper was. Verder loopt in het profiel <strong>van</strong> het AAC de bodem in de richting <strong>van</strong> de<br />
westelijke oever langzaam op met in totaal ongeveer een halve meter. 786 <strong>De</strong>ze diepte over de laatste<br />
vijfentwintig meter is vergelijkbaar met de 1,3 meter beneden NAP die Holwerda in de buurt <strong>van</strong> het<br />
uiteinde <strong>van</strong> de door hem opgegraven westelijke geul als diepte vaststelde. Zoals eerder aangegeven<br />
liep de bodem <strong>van</strong> die geul in de richting <strong>van</strong> de Vliet af naar circa 1,5 meter beneden NAP in de<br />
opgraving <strong>van</strong> BAAC. Met 1,8 meter beneden NAP was de bredere westelijke geul in de richting <strong>van</strong><br />
de Vliet dus een paar decimeter dieper, maar dat kan ook komen doordat de geul hier tot op de<br />
zandboden was uitgebaggerd. Dat verklaart immers dat <strong>De</strong> Jager op de zandboden op 1,8 meter<br />
beneden NAP Romeins ruwwandig aardewerk vond.<br />
Bij de door Hallewas en later het AAC opgegraven oostelijke oever bleek dat de daar opgegraven<br />
houten oeverconstuctie in de richting <strong>van</strong> de Vliet inderdaad dezelfde oriëntatie had als de lange gevel<br />
<strong>van</strong> de school en de oude sloot die vlak langs de oever lag. Op de oever is een bijzondere afzetting<br />
aangetroffen die ook al in 1987 tevoorschijn was gekomen, waarover verderop meer bij de bespreking<br />
<strong>van</strong> de Romeinse kleilagen. Bij de westelijke oever ter hoogte <strong>van</strong> de voormalige Aula valt bij het<br />
onderzoek <strong>van</strong> het AAC op dat de oeverconstructie daar een afwijkende oriëntatie had die aansloot bij<br />
de oriëntatie <strong>van</strong> de Romeinse <strong>stad</strong>. In hoofdstuk 5 zal worden betoogd dat dit verband houdt met de<br />
nieuwe hoofdweg (cardo maximus) <strong>van</strong> <strong>Forum</strong> <strong>Hadriani</strong> die hier vlak langs de geul liep. Evenzo volgde<br />
een oeverconstructie aan het noorden <strong>van</strong> de geul de oriëntatie <strong>van</strong> de zijweg loodrecht hierop<br />
(decumanus 3). Omdat de geul daar nog vrij breed was, is het goed mogelijk dat een uitloper <strong>van</strong> de<br />
geul gedempt moest worden om deze weg aan te leggen. Volgens de opgravers <strong>van</strong> het AAC heeft de<br />
geul hier echter niet veel verder gelopen. Het AAC heeft namelijk tien meter naar het noorden een<br />
boring uitgevoerd waarin anderhalve meter onder het maaiveld wit scherp zand werd aangeboord dat<br />
tot het eind <strong>van</strong> de boring (0,9 meter beneden NAP) doorliep. Nog eens twintig meter noordelijker<br />
kwam op dezelfde diepte hetzelfde witte scherpe zand tevoorschijn. Op basis <strong>van</strong> hun boringen<br />
concluderen de onderzoekers dat de geul hier niet meer aanwezig was. 787 Maar het is de vraag of de<br />
hier nog minimaal twintig meter brede geul inderdaad eindigde, wetende dat de oostelijke door<br />
Holwerda en BAAC opgegraven geul bij vergelijkbare diepte nog een stuk doorliep. Het valt niet uit te<br />
sluiten dat de geul hier versmalde en ten oosten <strong>van</strong> de boringen <strong>van</strong> het AAC nog een stuk verder<br />
liep. Tussen de boringen is een strook <strong>van</strong> ruim tien meter breedte in het verlengde <strong>van</strong> de geul niet<br />
onderzocht. Daar kan een uitloper gelegen hebben.<br />
Het onderzoek <strong>van</strong> het AAC heeft duidelijk gemaakt dat de geul op natuurlijke wijze is<br />
dichtgeslibd. Nog aan het begin <strong>van</strong> de 3 e eeuw is het diepere deel <strong>van</strong> de opgegraven geul tot op de<br />
bodem uitgebaggerd. Dat bleek uit het feit dat bij de kort daarna ingeheide palen geen klei is<br />
meegetrokken, zoals bij oudere havenpalen wel het geval was geweest. Vervolgens is de geul<br />
geleidelijk opgevuld geraakt met een nu nog tot 0,9 meter dikke laag blauwgrijze fijne en schone klei<br />
die ook door Hallewas en <strong>De</strong> Jager is waargenomen. Sporen maakten duidelijk dat de afzetting in<br />
verbinding stond met een rivier vlakbij zee, wellicht de Maas. 788 Volgens de opgravers <strong>van</strong> het AAC<br />
heeft dat proces <strong>van</strong> dichtslibben zich waarschijnlijk in de 3 e eeuw voltrokken. <strong>De</strong> schone klei die dan<br />
(vooral) in de 3 e eeuw in de geul is afgezet, toen de insteekhaven niet meer werd uitgebaggerd, bevat<br />
onder meer resten <strong>van</strong> kwelderplanten als zilte rus, schorrezoutgras en zeeaster. Dat wijst op<br />
783 Van Dinter 2009,35, fig. 3.2 (profiel 1 loodrecht op de geul aan zuidkant werkput 1).<br />
784 Diepte afgelezen <strong>van</strong> profieltekening in Van Driessen 2009a,57, fig. 6.1 (Profiel 11 werkput 1).<br />
785 Driessen, Van der Heiden en Stoffels 2009,144-145 (boring 5 in verlengde oostelijke putwand) en 147 (positie boringen).<br />
786 Diepte afgelezen <strong>van</strong> profieltekening in Van Driessen 2009a,57, fig. 6.1 (Profiel 11 werkput 1).<br />
787 Driessen, Van der Heiden en Stoffels 2009,144-147 (boring 2 en 3); Driessen 2009a,58 fig. 6.2.<br />
788 Driessen 2009a,57, 59 en fig. 6.1 (profiel 11 werkput 1); <strong>De</strong> Wolf en Cleveringa 2009,35 fig. 3.2 (profiel 1 werkput 1); Van<br />
Dinter 2009,32 fig. 3.1 (profiel 7 werkput 2); spoor S27 en S29 in werkput 1 en S2005 en S2006 in werkput 2.<br />
119