02.05.2013 Views

Forum Hadriani De vergeten stad van Hadrianus - VU-DARE Home ...

Forum Hadriani De vergeten stad van Hadrianus - VU-DARE Home ...

Forum Hadriani De vergeten stad van Hadrianus - VU-DARE Home ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

gefragmenteerd en vermengd met de grondmassa. Romeins gedraaid aardewerk uit deze laag is er<br />

waarschijnlijk tijdens de bewerking in terecht gekomen, wat aannemelijk maakt dat de beakkering uit<br />

de Romeinse periode dateert. Dat het AAC Romeins aardewerk in de klei aantrof, kan verklaren dat<br />

Holwerda aangaf in 1915 ook Romeins aardewerk gevonden te hebben in de door hem onderzochte<br />

kleilaag. 842<br />

Holwerda merkt op dat de kleilaag pas in de laatste vijfendertig meter <strong>van</strong> de boorprofielen 1 tot en<br />

met 4 tevoorschijn kwam. In lijn daarmee concludeert hij dat de rand <strong>van</strong> de klei (de “strandlijn”)<br />

“ongeveer 260-270 M(eter)” ten zuiden <strong>van</strong> de noordelijke <strong>stad</strong>smuur lag. Het begin <strong>van</strong> de<br />

lengteprofielen lag circa 225 meter ten zuiden <strong>van</strong> de noordelijke <strong>stad</strong>smuur, zodat de profielen de eerste<br />

veertig meter kleivrij waren. 843 Langs de westelijke <strong>stad</strong>smuur gemeten, was de afstand <strong>van</strong> de<br />

noordwesthoek tot de Vliet ruim 435 meter. Dat betekent dat laag D1-2 tot ongeveer honderdzeventig<br />

meter uit de Vliet was doorgedrongen. Dat is ruim de helft verder dan de Gantellaag (laag E) die tot circa<br />

honderd meter uit de Vliet is aangetroffen. Verder was de top <strong>van</strong> de nieuwe kleilaag met 0,7 meter<br />

beneden NAP ongeveer een halve meter hoger opgeslibd dan de top <strong>van</strong> de Gantellaag op ongeveer 1,2<br />

meter boven NAP. Dat kan duiden op een extra krachtige afzetting als gevolg <strong>van</strong> bijvoorbeeld een<br />

stormvloed. <strong>De</strong> stijging <strong>van</strong> de zeespiegel kan ook een rol hebben gespeeld. Verderop wordt betoogd dat<br />

laag D pas in de decennia rond 100 na Chr. is afgezet, terwijl wordt aangenomen dat de afzetting <strong>van</strong> de<br />

Gantellaag rond 200 voor Chr. was afgerond. <strong>De</strong> afgelopen drieduizend jaar steeg de zeespiegel<br />

gemiddeld vijf tot tien centimeter per eeuw. 844 Dat zou in genoemde tussenperiode <strong>van</strong> drie eeuwen een<br />

niveauverschil <strong>van</strong> anderhalf tot drie decimeter kunnen verklaren. Ook na die correctie blijven gezien<br />

de laagdikte <strong>van</strong> een halve meter bijzondere omstandigheden zoals een stormvloed een goede<br />

mogelijkheid.<br />

Afwijkend <strong>van</strong> de situatie bij BAAC, trof het AAC hierboven nog een derde tot circa twee<br />

decimeter dikke kleilaag (S2025) aan die hier met laag D3 zal worden aangeduid. Het gaat om een<br />

mariene getijdenafzetting die was gevormd nadat de beakkering was gestopt. <strong>De</strong> bovenkant bevond<br />

zich op het hoogste punt iets minder dan een halve meter beneden NAP. 845 Daarom is er misschien<br />

een verband met eerder genoemd ”kleiig bandje” en houtskoolspoor dat op ongeveer een halve meter<br />

beneden NAP zichtbaar was in de sleuf <strong>van</strong> Bogaers. <strong>De</strong> door het AAC opgegraven geul lag circa<br />

veertig meter <strong>van</strong> de sleuf <strong>van</strong> Bogaers zodat de klei <strong>van</strong>uit de geul afgezet kan zijn. Maar het lijkt bij<br />

Bogaers eerder om een bewoningsniveau te gaan. <strong>De</strong> Romeinse bewoningslaag C bestond bij het<br />

terrein langs de Vliet namelijk uit “donkergrijze zandige klei”. 846 Dat komt terug in eerder genoemd<br />

dwarsprofiel <strong>van</strong> Bogaers loodrecht op het noordelijke uiteinde <strong>van</strong> zijn hoofdsleuf. Daar was deels tot<br />

relatief grote hoogte een stukje niet door Reuvens verstoord. Op ongeveer 0,6 meter beneden NAP<br />

bevond zich een laagje houtskool. Direct erboven bevond zich tot 0,3 meter beneden NAP de<br />

bewoningslaag C met “gr(ijs)bl(auwe) klei met zand brokjes”. 847 Die kleiige bewoningslaag C is<br />

waarschijnlijk de verklaring voor het feit dat Holwerda in zijn twee kruislingse sleuven uit 1915 tot 0,3<br />

meter beneden NAP de top <strong>van</strong> een ‘kleilaag’ aantrof. Bij de beschrijving <strong>van</strong> de boorprofielen <strong>van</strong> 1911<br />

wordt daarentegen consequent 0,7 meter beneden NAP als maximale hoogte <strong>van</strong> de kleilaag<br />

aangeduid. 848 Kennelijk gaat het om verschillende lagen.<br />

<strong>De</strong> top <strong>van</strong> de hogere kleiige laag die Holwerda vermeldt, ligt slechts een of enkele decimeters onder<br />

het NAP-niveau. Het is daarom vermoedelijk de Romeinse bewoningslaag C die ook kleiig was. Holwerda<br />

geeft bij dit deel <strong>van</strong> het terrein, iets ten noorden <strong>van</strong> boorprofiel 5, aan dat de kop <strong>van</strong> de houten<br />

heipalen <strong>van</strong> de <strong>stad</strong>smuur zich ongeveer 1,45 meter beneden NAP bevond. 849 In hoofdstuk 9 wordt<br />

aangegeven dat het Romeinse maaiveld zich in het algemeen op ongeveer 1,25 meter boven de<br />

paalfundering <strong>van</strong> de <strong>stad</strong>smuur bevond. Dat betekent dat het Romeinse loopniveau bij dit deel <strong>van</strong><br />

de <strong>stad</strong>smuur op ongeveer 0,2 meter beneden NAP lag. Dat is ongeveer de top <strong>van</strong> eerder genoemde<br />

kleiige laag, wat past bij de interpretatie als bewoningslaag. Van Giffen vond een Romeins spoor dat<br />

in deze laag was ingegraven. Het spoor was “door de knikklei gegraven” en Van Giffen constateerde<br />

dat het “met Romeinsch aardewerk gevuld was”. 850 Elders sprak Van Giffen <strong>van</strong> een spoor dat “tot in<br />

het duinzand reikt en Romeinsche cultuur-overblijfselen bevatte”. Het spoor stak circa drie decimeter in de<br />

strandwal. <strong>De</strong> top <strong>van</strong> de strandwal bevond zich op dat punt ongeveer een halve meter beneden NAP,<br />

842<br />

Holwerda 1916,10.<br />

843<br />

Zie Holwerda 1912b,11-12; Holwerda 1923,23; <strong>De</strong> kniklaag die Holwerda over de volle lengte <strong>van</strong> profiel 4 aangeeft, is de<br />

opgebrachte kleilaag.<br />

844<br />

NOoA paragraaf 25.2.3; de afgelopen 2000 jaar gemiddeld 4 centimeter met in totaal 0,8 meter in 2000 jaar tot rond NAP<br />

niveau tegenwoordig (Morel 1988,258; Berendsen 2004,233).<br />

845<br />

Hoogte afgelezen <strong>van</strong> profiel in Van Dinter 2009,31-32 fig. 3.1.<br />

846<br />

Aldus beschrijving laag C in ideaalprofiel in de Jager 2001a.<br />

847<br />

Afgelezen <strong>van</strong> profieltekening 3, het zuidelijke wandprofiel <strong>van</strong> de dwarssleuf.<br />

848<br />

Holwerda 1912b,13-15; Holwerda 1923,23.<br />

849<br />

Holwerda 1912b,8.<br />

850<br />

Van Giffen en Martin 1912b,16 met toevoeging “mijne aanteekeningen zeggen dit, zie Cahier I pag. 15).<br />

127

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!