Forum Hadriani De vergeten stad van Hadrianus - VU-DARE Home ...
Forum Hadriani De vergeten stad van Hadrianus - VU-DARE Home ...
Forum Hadriani De vergeten stad van Hadrianus - VU-DARE Home ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
juist te zijn. 345 In dezelfde periode, in 1836, schrijft Westendorp dat een zekere heer Van Ouden in<br />
Utrecht in het bezit was <strong>van</strong> munten en gesneden stenen uit Voorburg. 346<br />
Het onderzoek <strong>van</strong> Reuvens<br />
Er komt veel meer informatie over Romeins Voorburg beschikbaar als in het begin <strong>van</strong> de 19 e eeuw<br />
professor Casper Jacob Christiaan Reuvens (1793 – 1835) ten tonele verschijnt. Reuvens studeerde<br />
op zijn twintigste af in de rechten en was op zijn tweeëntwintigste hoogleraar. 347 Zijn voor die tijd<br />
voorbeeldige Voorburgse opgraving is <strong>van</strong> grote waarde voor de herinterpretatie. Reuvens groef naar<br />
schatting een oppervlak <strong>van</strong> ongeveer 15.000 vierkante meter op. 348 Dat is ongeveer een tiende <strong>van</strong><br />
het totale oppervlak <strong>van</strong> de Romeinse <strong>stad</strong> <strong>Forum</strong> <strong>Hadriani</strong>. 349 Brongers en Halbertsma<br />
reconstrueerden uit archiefstukken in het Leidse museum hoe Reuvens te werk ging en merken op dat<br />
zijn optreden de fase markeert waarin de archeologie geprofessionaliseerd werd. 350 Dat wil zeggen<br />
dat er wetenschappers naar voren traden die <strong>van</strong> de archeologie hun volledige beroep konden maken.<br />
Een en ander had sterk te maken met de nieuwe machtsverhoudingen in Europa na de val <strong>van</strong><br />
Napoleon en het ontstaan <strong>van</strong> de moderne staten, waaronder Nederland, dat in 1813 onafhankelijk<br />
was geworden. <strong>De</strong>ze staten hadden behoefte aan een eigen nationale identiteit wat een grote<br />
belangstelling opriep voor het verleden. In navolging <strong>van</strong> het British Museum in Londen verschenen in<br />
het laatste kwart <strong>van</strong> de 18e eeuw in verschillende steden de eerste echte archeologische musea,<br />
waaronder het in het jaar 1800 geopende Louvre in Parijs, de <strong>stad</strong> waar Reuvens in het begin <strong>van</strong> de<br />
19 e eeuw rechten had gestudeerd. 351<br />
<strong>De</strong> start en aanpak <strong>van</strong> Reuvens<br />
Met de vorming <strong>van</strong> de nieuwe staten zette de museumtrend zich versterkt door. In dat kader past de<br />
oprichting door koning Willem I in 1818 <strong>van</strong> het Rijksmuseum <strong>van</strong> Oudheden (RMO) in Leiden, met<br />
Reuvens als eerste directeur. Het Leidse museum zou meer dan een eeuw het centrum <strong>van</strong> de<br />
Nederlandse archeologie blijven. Reuvens werd datzelfde jaar tevens benoemd tot hoogleraar<br />
“speciaal belast met het vak der archeologie”. Dat was een wereldprimeur. <strong>De</strong> Leidse universiteit<br />
startte als eerste ter wereld met een wetenschappelijke opleiding in de vaderlandse oudheidkunde.<br />
Het ging om het vak archeologie waarin tot dan “nimmer opzettelijk onderwijs werd gegeven” aldus<br />
Reuvens. Bijzonder was verder dat Reuvens als eerste in Nederland af en toe ook college gaf in het<br />
Nederlands in plaats <strong>van</strong> het destijds gebruikelijke Latijn. 352<br />
Reuvens was al in 1815 (22 jaar jong) hoogleraar in de oude letterkunde geworden in Harderwijk,<br />
een kleine universiteit waar hij thuis college gaf. Het aantal studenten was echter beperkt zodat hij in<br />
1818 graag de overstap naar Leiden maakte. 353 In zijn Leidse oratie getiteld “oratio de laudibus<br />
archaeologiae” (“Rede op de loffelijke verdiensten <strong>van</strong> de archeologie”) introduceerde Reuvens het<br />
begrip “archeologie” in Nederland en constateerde dat er geen voorgangers waren. 354 Hij stelde dat de<br />
kennis <strong>van</strong> de oudheid niet alleen berustte op de kennis <strong>van</strong> oude teksten (opus ingenii) maar ook op<br />
die <strong>van</strong> bewaarde objecten (opus manuum), welke laatste naar zijn mening objectiever waren. <strong>De</strong><br />
archeologie opende zodoende naast de sterrenkunde en geologie volgens Reuvens “nieuwe bronnen<br />
<strong>van</strong> kennis” die voor de geschiedschrijving een welkome aanvulling of zelfs correctie opleverde. Het<br />
was de “meest geschikte wetenschap om het geloof aan de geschreven geschiedenis sterk op de<br />
345<br />
Voor de genoemde stempels respectievelijk 334/479; 325/370; 335/480 en 331/481, en voor de pootafdruk inventarisnummer<br />
336/481. Voorburg komt echter niet in de documentatie terug en in twee gevallen wordt een andere afkomst aangegeven. Nr.<br />
31/476 (LXGB(D?) zou al in 1834 uit Tivoli zijn meegenomen, en nr. 335/480 (CGPF) al op 9 of 17 juni 1829 zijn gekocht op een<br />
veiling <strong>van</strong> R. <strong>van</strong> Olden in <strong>De</strong>n Haag (lot nr. 42). Zie ook By<strong>van</strong>ck 1909,203 en By<strong>van</strong>ck 1912,150; dank aan de heer Van Heel<br />
voor de opgespoorde brief en toegezonden kopieën.<br />
346<br />
Westendorp 1836,93-94.<br />
347<br />
Toebosch 2003,14; Brongers 2002,50.<br />
348<br />
Gemeten op basis <strong>van</strong> de puttenkaart <strong>van</strong> Ridderhof in Buijtendorp 2006e,248 onderzocht Reuvens een terrein met een<br />
lengte <strong>van</strong> circa 210 meter tussen de Prinses Mariannelaan en de tuinmuur, en dat over een gemiddelde breedte <strong>van</strong> 75 meter,<br />
namelijk iets taps toelopend <strong>van</strong> circa 85 meter in het noorden en circa 65 meter bij de tuinmuur. Niet alles werd opgegraven,<br />
maar daar staat tegenover dat Reuvens ook ten zuiden <strong>van</strong> de tuinmuur onderzoek deed. Het oppervlak daar<strong>van</strong> komt op het<br />
oog redelijk in de buurt <strong>van</strong> de niet opgegraven delen ten noorden <strong>van</strong> de tuinmuur. Afgerond wordt daarom hier uitgegaan <strong>van</strong><br />
een netto opgegraven oppervlak <strong>van</strong> 200 bij 75 meter = 15.000 m2.<br />
349<br />
In hoofdstuk 7 wordt het oppervlak na de <strong>stad</strong>suitbreiding op circa 14 hectare geschat (afb. 7.1.).<br />
350<br />
Brongers 2002; Halbertsma 2003; Lezing Halbertsma 12 september 2002 in RMO; Zie ook Toebosch 2003, 12 e.v.<br />
351<br />
Van Beek in Van Beek en Beelen 1997,70-71; Halbertsma 2003,2.<br />
352<br />
Waslander in Van Beek en Beelen 1997,26; Brongers 2002,9, 79, 86, 88, 109, 124 (<strong>van</strong>af maart 1833) en 131; Toebosch<br />
2003,14 en 16; Otterspeer 2007,18.<br />
353<br />
Brongers 2002,73 en 78.<br />
354<br />
Reuvens 1819; Brongers 2002,22; Heesakkers 2007 vertaalde ook de Latijnse aantekeningen <strong>van</strong> Reuvens in het exemplaar<br />
in het RMO, met in noot 5 verwijzingen <strong>van</strong> Reuvens naar eerder gebruik <strong>van</strong> de term archeologie in het buitenland.<br />
65