02.05.2013 Views

Forum Hadriani De vergeten stad van Hadrianus - VU-DARE Home ...

Forum Hadriani De vergeten stad van Hadrianus - VU-DARE Home ...

Forum Hadriani De vergeten stad van Hadrianus - VU-DARE Home ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

zoals die ook bekend was <strong>van</strong> de nederzetting bij de Duitse Saalburg, inclusief stenen kelders zoals<br />

Reuvens die eveneens in Voorburg had gevonden. In een publicatie die Holwerda in het begin <strong>van</strong><br />

1908 schreef, concludeerde hij dat in ieder geval sprake was <strong>van</strong> een belangrijke nederzetting: “het<br />

Romeinsche centrum <strong>van</strong> onze provincie is ongetwijfeld hier bij Voorburg weergevonden”. Het kon<br />

volgens hem daarom niet om het op de Kaart <strong>van</strong> Peutinger nietig ogende <strong>Forum</strong> <strong>Hadriani</strong> gaan. <strong>De</strong><br />

twee enige mogelijkheden waren volgens hem de plaatsen die op de Romeinse kaart een vignet<br />

hadden: Lugdunum en Praetorium Agrippinae. Lugdunum was een optie omdat inmiddels duidelijk<br />

was dat dit niet de oude naam <strong>van</strong> Leiden was, zoals lang was verondersteld. Maar Holwerda voelde<br />

meer voor Praetorium Agrippinae omdat de door Reuvens ontdekte sporen hem deden denken aan<br />

“een groot veldheerenpaleis, een gemetseld praetorium”. Dat zou dan buiten de militaire versterking<br />

liggen die hij aan de andere kant <strong>van</strong> de verdedigingsmuur hoopte aan te treffen. Maar hij achtte het<br />

“echter ook volstrekt niet uitgesloten dat we hier eenvoudig een ringmuur zouden hebben om de<br />

<strong>stad</strong>”. 493<br />

In hetzelfde jaar (1908) kreeg Holwerda de kans bij een eerste proefonderzoek een aantal sleuven<br />

te trekken over de door Reuvens opgegraven verdedigingsmuur. Hij trof aan de andere kant <strong>van</strong> de<br />

muur niet het verwachte fort, maar juist het restant <strong>van</strong> twee grachten. Kennelijk lagen de door<br />

Reuvens opgegraven gebouwen binnen de ommuring. Holwerda raakte er daardoor <strong>van</strong> overtuigd dat<br />

het de “overblijfselen <strong>van</strong> een Romeinsche <strong>stad</strong>” betrof. “<strong>De</strong> gebouwen die Reuvens hier ontgroef<br />

hebben zeker niet tot een vestingaanleg zelf behoord” aldus Holwerda die nu stellig concludeerde dat<br />

sprake was <strong>van</strong> een ommuurde Romeinse <strong>stad</strong>: “<strong>De</strong> ruïnen <strong>van</strong> de eerste <strong>stad</strong> <strong>van</strong> enige afmeting en<br />

beteekenis die ooit in onze streken werd gebouwd, liggen daar nog in den grond”. Wellicht met de nog<br />

benodigde sponsorgelden in het achterhoofd sprak hij <strong>van</strong> “een der voornaamste bronnen voor de<br />

kennis …<strong>van</strong> de Romeinsche overheersching over Noord-Europa”. En die lag “daar in den bodem<br />

verborgen en dat alles in het hartje <strong>van</strong> Holland, onder het oog <strong>van</strong> onze Regeering onder de rook <strong>van</strong><br />

de Hof<strong>stad</strong>”. 494 In een discussie met de naamkundige D.P. Blok over de identificatie met Lugdunum<br />

riep Holwerda in 1909 zijn opponent op zijn opgraving bij Voorburg te steunen. “Dan hoop ik U over<br />

eenige jaren te kunnen rondleiden binnen den <strong>stad</strong>smuur, langs straten en pleinen <strong>van</strong> Praetorium of<br />

Lugdunum Batavorum” aldus Holwerda. 495 Zijn verwachtingen omtrent deze “Romeinsche <strong>stad</strong> bij <strong>De</strong>n<br />

Haag” waren hooggespannen. In de bodem verwachte Holwerda “schatten <strong>van</strong> Romeinse kunst en<br />

handwerk”. Enthousiast begon hij met de voorbereiding voor de opgraving <strong>van</strong> in zijn eigen woorden<br />

“een belangrijke Romeinse <strong>stad</strong> zoals er in ons land geen tweede en in het verdere N.Europa slechts<br />

enkele zijn aan te wijzen”. 496 Toen hij het voorgaande schreef, kon Holwerda nog niet vermoeden dat<br />

juist hij alle theorieën omtrent Romeins Voorburg – naar later bleek onterecht - ondersteboven zou<br />

gooien.<br />

<strong>De</strong> omslag begon al voordat het eigenlijke onderzoek op 22 mei 1910 <strong>van</strong> start ging. Voorafgaand<br />

aan de grote opgraving verdiepte Holwerda zich verder in het materiaal <strong>van</strong> Reuvens. Onder meer de<br />

vele militaire stempels, en met name de vlootstempels, brachten hem tot de overtuiging dat het hier<br />

om een militair vlootstation ging. Voor een legioensfort hadden hem de sporen te klein geleken en<br />

voor een castellum te groot. Maar bij een vlootstation zou de om<strong>van</strong>g goed passen, evenals de<br />

onregelmatige vorm <strong>van</strong> de bebouwing die gezien de positie <strong>van</strong> de grachten binnen de ommuring<br />

had gelegen. Het betekende volgens hem ook dat de Vliet het restant <strong>van</strong> de gracht <strong>van</strong> Corbulo was<br />

en de eerste aanleg <strong>van</strong> de <strong>stad</strong> uit de tijd <strong>van</strong> Claudius dateerde. Op die basis leek het hem ook<br />

duidelijk dat het hier om het Praetorium Agrippinae <strong>van</strong> de Kaart <strong>van</strong> Peutinger ging. 497 Na vervolgens<br />

één zomer graven meende hij inderdaad de bevestiging gevonden te hebben dat bij Voorburg nimmer<br />

een Romeinse <strong>stad</strong> gelegen kon hebben. Hij vond houten gebouwen die volgens hem “kazernen”<br />

waren, en een poort die naar zijn overtuiging een “zijpoort” was <strong>van</strong> een “vesting”. Dat hij zelf het<br />

eerste jaar ruim dertig militaire dakpanstempels tevoorschijn haalde, sterkte hem verder bij de<br />

interpretatie als militaire versterking. <strong>De</strong>ze nieuwe interpretatie werd al direct verwerkt in het verslag<br />

over zijn eerste opgravingsjaar. 498<br />

Met uitzondering <strong>van</strong> een beperkt onderzoek in 1913, werden de campagnes jaarlijks op grote<br />

schaal voortgezet. Het in de zomer <strong>van</strong> 1914 uitbreken <strong>van</strong> de Eerste Wereldoorlog (1914 – 1918)<br />

had wel tot gevolg dat de overheid haar bijdrage op een gegeven moment moest stopzetten. Het<br />

bestuur sloot op 17 maart 1915 het verslag over 1914 af “met den hartgrondigen wensch dat onze<br />

493 Holwerda 1909a,22-23.<br />

494 Holwerda 1909c en 1909d,62, 66 en 69-70 en afb. XXIX (locatie proefsleuven).<br />

495 Kort vermeld in het Tijdschrift voor geschiedenis, land- en volkekunde 24 (1909),128.<br />

496 Holwerda 1909d,65-66 en 69-70; Holwerda 1911.<br />

497 Holwerda 1910 (vooral 88-89 en abb. 2) beschreef zijn korte onderzoek naar de <strong>stad</strong>smuur en concludeerde daar dat het<br />

een vlootstation betrof. Bij het indienen <strong>van</strong> het artikel was de eigenlijke opgraving nog niet begonnen aangezien hij daarover<br />

niets vermeldt; dat geldt ook voor Holwerda 1910d,25 en 28.<br />

498 Holwerda 1911,23-24, 47 en 50.<br />

81

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!