Forum Hadriani De vergeten stad van Hadrianus - VU-DARE Home ...
Forum Hadriani De vergeten stad van Hadrianus - VU-DARE Home ...
Forum Hadriani De vergeten stad van Hadrianus - VU-DARE Home ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Buchelius. 292 <strong>De</strong> genoemde waarnemingen komen voor in beschrijvingen <strong>van</strong> Aurelius en Snoy die<br />
kort na 1500 zijn geschreven.<br />
Aurelius vermeldt in 1517 in vergelijkbare bewoordingen als het Goudse Kroniekje de imposante<br />
om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de door Aurindulius opgerichte sterkte. Hij “dede maken en bouwen een alten hogen en<br />
groten casteel bi voerburch/ dat sijns gelijcs in dien tide niet” kende. <strong>De</strong> sterkte “was <strong>van</strong> hoecheyt<br />
groticheit en starcheit en was genoemt coninc Aurindulius slot”. 293 Ook herhaalt hij de verwoesting in<br />
de “tide dat die <strong>De</strong>nen en Noarmans quamen”. Nieuw is dat Aurelius melding maakt <strong>van</strong><br />
waarnemingen in Voorburg, waarschijnlijk rond 1500 toen de restanten werden “opgebroken ende die<br />
sten uitgehaelt”. 294 Bij die gelegenheid zijn onder meer munten gevonden waar<strong>van</strong> Aurelius zelf een<br />
exemplaar <strong>van</strong> Nero en een exemplaar <strong>van</strong> Antoninus Pius in bezit kreeg. Hij schrijft daarover: “Als in<br />
den jare M vijfhondert en daeromtrent/ wert dat fundament <strong>van</strong> desen grote castele tot Voerburch<br />
opgebroken/ en die sten uitgehaelt”. Aansluitend vermeldt hij de vondsten: “daer menige vremdichede<br />
gevonden werde/ als gouden, silvere en metale penningen, daer ich een of hebbe/ mit een aensicht<br />
op de en syde/ en dat opschrijft hout dat he keyser Nero geslagen heeft/ en noch ene die keyser<br />
Antoninus Pius geslagen heeft, elck met ene afgod an <strong>van</strong> de tide”. 295 Met dat laatste worden<br />
waarschijnlijk de goden of personificaties bedoeld die vaak op de keerzijde <strong>van</strong> Romeinse munten<br />
staan afgebeeld.<br />
Reinier Snoy vermeldt kort erop (rond 1519) ook een waarneming (in het Latijn), en geeft daarbij<br />
nieuwe details zoals het feit dat de oude grachten nog (deels) zichtbaar zouden zijn. Interessant is dat<br />
hij het oppervlak <strong>van</strong> het betreffende terrein aangeeft als “groot 10 morgen” (grandem decem terrae<br />
iugera). 296 Snoy en na hem andere auteurs, gebruikte als oppervlaktemaat waarschijnlijk de<br />
Rijnlandse morgen. <strong>De</strong>ze was in het begin <strong>van</strong> de 16 e eeuw in de regio al bekend en werd <strong>van</strong>af het<br />
eind <strong>van</strong> die eeuw in geheel Holland toegepast. Het is een oude oppervlaktemaat <strong>van</strong> 0,8516 hectare<br />
ofwel “zo groot als men in een morgen ploegen kan”. 297 Kennelijk was het verhoogde terrein na de<br />
afgravingen <strong>van</strong> circa 1500 omgerekend nog zo’n 8 à 9 hectare groot. 298 Snoy schreef, hier vertaald<br />
uit het Latijn: “Ik trof iemand aan toen hij fundamenten <strong>van</strong> de burcht aan het opgraven was en hij<br />
vertelde mij dat een ronde toren is opgegraven, waaromheen twee muren, op de wijze <strong>van</strong> een circel,<br />
lopen, behalve stenen, en andere in ouderdom zeldzame monumenten, die de schijn hebben <strong>van</strong><br />
symmetrie en op fijne wijze <strong>van</strong> een inscriptie met Italiaanse letters zijn voorzien. Ja, ik heb zelfs<br />
begrepen dat de gracht die de burcht omgaf, nog bestaat”. 299 Het is verleidelijk te denken aan een<br />
ronde tempel met rondgang en altaren met inscripties omdat in de Voorburgse <strong>stad</strong>smuur geen ronde<br />
torens zijn gevonden. 300 Maar het zou ook om een grafmonument kunnen gaan of bijvoorbeeld een<br />
laat-Romeinse ommuring, maar dan blijft het geheel rondom lopen <strong>van</strong> een dubbele muur zeer<br />
vreemd. Overigens is een datering in de Romeinse tijd niet zeker.<br />
Rond dezelfde tijd krijgt Voorburg aandacht <strong>van</strong> de Utrechtse geschiedschrijver en geestelijk<br />
geleerde Willem Heda. Heda was in die tijd een deskundige op het gebied <strong>van</strong> inscripties en<br />
archeologische vondsten. In zijn in 1521 afgeronde geschiedenis <strong>van</strong> de Utrechtse bisschoppen,<br />
herhaalt hij eerst wat Beke schreef over de periode <strong>van</strong> bisschop Hungerius. Vervolgens meldt Heda<br />
dat hij de Voorburgse restanten zelf gezien heeft. Hier vertaald uit het Latijn schreef hij: “Ik heb de<br />
ruïnes met Romeinse architectuurfragmenten zelf gezien. Het betrof onder meer een stuk<br />
mozaïekvloer, een bronzen voet <strong>van</strong> een gebroken standbeeld, koperen, zilveren en gouden munten,<br />
waaronder gouden met het opschrift <strong>van</strong> Aurelianus, en een gouden ketting met smaragten”. 301<br />
Zeker het vloermozaïek is voor Nederland zeer bijzonder, waarbij overigens niet geheel zeker is<br />
dat deze vertaling <strong>van</strong> ‘pavimenti tessalati’ juist is en niet gewoon tegelvloeren zijn bedoeld. 302 Heda<br />
geloofde dat “de zeer versterkte burcht …daar werd gebouwd door Aurelianus, een Augustus, die ze<br />
over het algemeen Aurundillius noemen”. 303 Met dat laatste verwees hij onder meer naar <strong>De</strong> Beke<br />
(circa 1350 na Chr.) die sprak <strong>van</strong> “Aurindubius” (en “Aurindulius” in latere edities), en naar Aurelius<br />
(1517 na Chr.) die sprak <strong>van</strong> Aurindulius en Snoy (1519 na Chr.) die verwees naar Aurindelinus.<br />
292<br />
Editie Goudhoeven 1620,31; Buchelius 1643,29 noot e.<br />
293<br />
Aurelius 1517,folio 49.<br />
294<br />
Aurelius 1517,folio 49.<br />
295<br />
Aurelius 1517,folio 49.<br />
296<br />
Snoy 1620,35 (Liber IV).<br />
297<br />
Verhoeff 1983; Pouls 1997,46 en 176; Nipper 2004,11.<br />
298<br />
Scriverius 1612,30.<br />
299<br />
Snoy, editie Sweertius 1620,35-36: “narrantenque mihi globasam turrim eruisse, quam duo muri, in morem circuli,<br />
ambirent...”; vertaald door Hees (Hees en <strong>De</strong> Jonge 2006,209).<br />
300<br />
Daarover meer in hoofdstuk 15.<br />
301<br />
Heda 1643,54; vergelijk Boxhorn 1632b,176; Smids 1711,368; Van Wijn 1800,18.<br />
302<br />
Holwerda 1923,1; By<strong>van</strong>ck 1947,144; Vitruvius, <strong>De</strong> Architectura VII,1 spreekt bij vloermozaieken <strong>van</strong> ‘opus tessellatum’.<br />
303<br />
Heda 1643,54; vertaling in <strong>De</strong> Jonge en Marcillaud 2000,63.<br />
60