Forum Hadriani De vergeten stad van Hadrianus - VU-DARE Home ...
Forum Hadriani De vergeten stad van Hadrianus - VU-DARE Home ...
Forum Hadriani De vergeten stad van Hadrianus - VU-DARE Home ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
kustgebied. 985 <strong>De</strong> boerderijen zijn uit de directe omgeving onder meer bekend <strong>van</strong> opgravingen in Rijswijk<br />
en Leidschendam. Populair was het ‘woonstalhuis’ waarbij mensen en veestapel onder één dak leefden.<br />
Roymans heeft erop gewezen dat dit ‘samenwonen’ met de dieren karakteristiek is voor de regio en paste<br />
bij een daarvoor zeer specifieke cultuur. Wereldwijd bezien is deze woonvorm vrij bijzonder. In Nederland<br />
komt dit boerderijtype nog steeds voor. 986 <strong>De</strong> langwerpige boerderijen stonden door het hele land.<br />
Kenmerkend voor het Hollandse en Friese kustgebied is de zogeheten drieschepige bouw: door de<br />
gehele woning liepen twee rijen zware palen die het dak droegen en het huis als het ware in drie delen<br />
('schepen') opsplitsten. 987<br />
In de IJzertijd is als gevolg <strong>van</strong> overstromingen een deel <strong>van</strong> het gebied slechts bewoonbaar<br />
geweest. Het vaatwerk uit de Late IJzertijd wijst erop dat het gebied nadien bevolkt is door mensen uit het<br />
noorden die behalve de drieschepige huizen ook een bepaald type handgevormd aardewerk gebruikten.<br />
Kenmerkend voor zowel Noord-Holland als Friesland is in de Late IJzertijd de zogeheten Broekpolder-II<br />
stijl met decoratie over de gehele pot. Ook het gebruik <strong>van</strong> hoornloos vee wordt als noordelijke invloed<br />
gezien. Van Londen ziet in Midden-<strong>De</strong>lfland opvallende gelijkenis met nederzettingen in bijvoorbeeld het<br />
Noordhollandse Assendelft, onder meer in de zelfde oriëntatie <strong>van</strong> de huizen en de bouw met<br />
wandgreppels en plaggen. 988 Het lijkt (deels) te gaan om een vroege migratie. Taayke concludeerde uit<br />
het handgevormde aardewerk uit Rijswijk dat daar deze noordelijke aardewerktraditie <strong>van</strong>af het midden<br />
<strong>van</strong> de 1 e eeuw na Chr. ‘bevroor’ en niet meeging met de verdere ontwikkelingen in het noorden.<br />
Kennelijk was er geen aansluiting meer met de voorouders in het vrije noorden waar halverwege de 1 e<br />
eeuw na Chr. de streepband versiering verdween. 989 Verder zijn er in het gebied, met een accent in het<br />
gebied rond de monding <strong>van</strong> de Maas, ook zuidelijke invloeden zichtbaar in zowel bepaalde vormen<br />
aardewerk als eenschepige huizen zoals in Rijswijk-<strong>De</strong> Bult en de zuidelijke nederzetting in de<br />
Harnaschpolder. 990<br />
Van de bevolkingsnaam, die later werd opgenomen in de officiële <strong>stad</strong>snaam <strong>van</strong> Voorburg, zijn<br />
verschillende schrijfwijzen bekend. Toorians stelt op taalkundige gronden dat de oorspronkelijke vorm<br />
waarschijnlijk Cannenefaten is geweest zoals aangegeven door Plinius die zoals gezegd waarschijnlijk<br />
zelf halverwege de 1 e eeuw in het gebied verbleef. 991 In vroege historische bronnen, zoals de in het begin<br />
<strong>van</strong> de 2 e eeuw geschreven geschiedwerken <strong>van</strong> Tacitus, is dat waarschijnlijk ten onrechte verlatiniseerd<br />
tot Canninefates, dus met een i als tweede klinker in plaats <strong>van</strong> de oorspronkelijke e. 992 Taalkundig is het<br />
logischer dat de e in de loop der tijd vervormde tot een klinker a. Zo ontwikkelde de naam <strong>van</strong> de lokale<br />
Bataafse god zich blijkens inscripties <strong>van</strong> Magusenus tot Magusanus. Ook is het taalkundig gebruikelijk<br />
dat de dubbele n in de loop der tijd een enkele n wordt. <strong>De</strong>ze patronen combinerend, valt zo taalkundig te<br />
verklaren waarom de stamnaam in inscripties uit de 2 e en 3 e eeuw wordt geschreven als Cananefaten. 993<br />
Die schrijfwijze komt in het Cananefaatse gebied halverwege de 3 e eeuw voor op de twee mijlpalen <strong>van</strong><br />
<strong>De</strong>cius die bij Rijswijk en Wateringse Veld zijn gevonden. Die bron komt betrouwbaar over omdat ze in<br />
het gebied zelf stonden opgesteld onder direct toezicht <strong>van</strong> de plaatselijke autoriteiten. Die moeten goed<br />
bekend zijn geweest met de juiste schrijfwijze. Daarom wordt in deze studie de schrijfwijze ‘Cananefaten’<br />
gevolgd.<br />
<strong>De</strong> Romeinse auteur Velleius Paterculus schreef rond 30 na Christus een stuk waarin de<br />
“Canninefates” voor het eerst worden vermeldt, wat volgens sommige overigens een later toegevoegde<br />
passage moet zijn. 994 Hij beschrijft de expeditie <strong>van</strong> de Romeinse veldheer Tiberius in 4 na Chr. en meldt<br />
dat deze Germanië binnendrong en daarbij een aantal stammen onderwierp, waaronder ook de<br />
Cananefaten. 995 Op enig moment zal met de Cananefaten een verdrag zijn gesloten waar<strong>van</strong> de inhoud<br />
helaas onbekend is. Maar er valt wel een en ander af te leiden uit de verdragen die werden gesloten met<br />
naburige stammen, de Friezen en Bataven. <strong>De</strong> precieze inhoud daar<strong>van</strong> is evenmin bekend, maar<br />
Tacitus geeft wel wat aanwijzingen. Volgens hem sloot Drusus met de Friezen een redelijk verdrag:<br />
“Drusus had ze in overeenstemming met hun beperkte middelen een matige belasting opgelegd, namelijk<br />
985<br />
Onder andere Steehouwer en Warringa 1985,217 e.v.<br />
986<br />
Roymans 1995,53-54; Steehouwer en Warringa 1985,209; Vos 2009,64.<br />
987<br />
Van Es 1981,173-174.<br />
988<br />
Bloemers 1980,170; Clason 1978 (Rijswijk); Van Heeringen 1992,284-288; 298, 327 en fig. 73; Van Londen 2006,181;<br />
Goossens 2008,169-170,180 en 185.<br />
989 Van der Velde en Dijkstra 2008,381-382; Taayke 2002,209 en 214-216.<br />
990 Bloemers 1978,178-179; <strong>De</strong> Jonge en Bazelmans 2006,42-44 en 47-48; Goossens 2008,183 en 185.<br />
991 Plinius, Naturalis Historia IV,101.<br />
992 Tacitus, Annales IV,73; Tacitus, Historiae IV,15 ; <strong>De</strong> schrijfwijze komt ook al voor bij Paterculis, Historiae Romanae II, 105<br />
die rond 30 na Chr. geschreven zou zijn, maar de betreffende passage is vermoedelijk later toegevoegd.<br />
993 Toorians 2006,50-54.<br />
994 “Canninefates” onder andere in de Latijnse uitgave volgens de Loeb Classical Library <strong>van</strong> 1924: “Intrata protinus Germania,<br />
subacti Canninefates, Attuarii, Bructeri….”; M.D. de Weerd wees de auteur op de twijfels, verwijzend naar By<strong>van</strong>ck 1931,112 en<br />
114 en <strong>De</strong> Boone 1942.<br />
995 Paterculus, Historiae Romanae II.105.<br />
147