Forum Hadriani De vergeten stad van Hadrianus - VU-DARE Home ...
Forum Hadriani De vergeten stad van Hadrianus - VU-DARE Home ...
Forum Hadriani De vergeten stad van Hadrianus - VU-DARE Home ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
C(anninefatium). Het bezit <strong>van</strong> <strong>stad</strong>srechten (municipium) betekende dat MAC de belangrijkste <strong>stad</strong> in<br />
het Cananefaatse gebied was. Dat moest op basis <strong>van</strong> andere bronnen volgens Bogaers ook het<br />
geval zijn met <strong>Forum</strong> <strong>Hadriani</strong> zodat het in beide gevallen om dezelfde <strong>stad</strong> leek te gaan. Ook stelde<br />
Bogaers dat deze <strong>stad</strong> vlakbij het door Holwerda opgegraven castellum moest liggen. 590 <strong>De</strong> definitieve<br />
doorbraak kwam in 1963, veertig jaar na Holwerda’s eindpublicatie. Bogaers werd dat jaar op de<br />
hoogte gebracht <strong>van</strong> de recente vondst <strong>van</strong> een Romeinse mijlpaal bij Rijswijk. <strong>De</strong> Nijmeegse<br />
hoogleraar verdiepte zich in de zwaar beschadigde inscriptie en kwam na veel puzzelen tot een<br />
belangrijke ontdekking: de mijlpaal gaf hoogst waarschijnlijk de afstand aan tot Romeins Voorburg.<br />
Ook meende hij <strong>Forum</strong> <strong>Hadriani</strong> op de mijlpaal te kunnen lezen. Hoewel dat inmiddels onjuist is<br />
gebleken, bracht het hem wel op het goede spoor. Bogaers wist nu zeker dat dit municipium en <strong>Forum</strong><br />
<strong>Hadriani</strong> een en dezelfde <strong>stad</strong> moesten zijn omdat Romeinse mijlpalen doorgaans allemaal naar<br />
dezelfde belangrijkste <strong>stad</strong> in de regio verwijzen. 591<br />
Vreemd genoeg lag een cruciale aanwijzing voor de definitieve lokalisatie <strong>van</strong> <strong>Forum</strong> <strong>Hadriani</strong> al<br />
jaren in het Rijksmuseum <strong>van</strong> Oudheden. Het is de inscriptie die Holwerda bij zijn eerste grote<br />
opgravingscampagne in 1910 had opgegraven en in het opgravingsverslag met tekst en al had<br />
vermeld (afb. 1.16). 592 Het stuk werd niet vermeld in het eindverslag <strong>van</strong> Holwerda. 593 Het werd bij<br />
toeval herontdekt door prof. Brunsting: “Op zoek naar iets anders, kwam ik het stuk onbedoeld tegen<br />
in een museumlade en was geïntrigeerd door de tekst” zou Brunsting zich later herinneren. 594 Het<br />
tekstfragment bleek een gemeenteraadslid te vermelden <strong>van</strong> een municipium. 595 Bogaers kende het<br />
terrein <strong>van</strong> zijn eigen onderzoek uit 1966 en hield de door amateurs gedane vondsten in de gaten,<br />
waaronder de in 1965 opgegraven tonput waar<strong>van</strong> hij het hout liet determineren. Het werd hem<br />
duidelijk dat het in de Romeinse tijd gebruikte terrein veel groter was dan het door Holwerda<br />
veronderstelde castellum. Verder vonden de amateur archeologen een aantal particulieren stempels<br />
op baksteen. Zodoende begon Bogaers steeds meer te twijfelen aan de theorie <strong>van</strong> Holwerda. In 1971<br />
concludeerde Bogaers in een vermaard artikel dat Holwerda ongelijk had met de interpretatie als<br />
castellum annex militair vlootstation. In werkelijkheid waren de resten <strong>van</strong> een Romeinse <strong>stad</strong><br />
opgegraven. Dat verklaarde voor Bogaers een aantal burgerlijke inscripties die er waren opgegraven,<br />
en het bood een verklaring voor de verwijzingen op de mijlpalen uit de omgeving. <strong>De</strong> in Voorburg<br />
opgegraven resten bleken <strong>van</strong> een volwaardige <strong>stad</strong> (municipium) te zijn met een bestuur (ordo<br />
decurionum) naar Romeins model. 596<br />
“Het valt te betreuren dat de plattegrond in menig opzicht wel een raadsel zal blijven”<br />
concludeerde Bogaers in dezelfde publicatie. 597 Holwerda had bij zijn eindverslag een grote gekleurde<br />
opgravingskaart gevoegd met de resultaten <strong>van</strong> de campagne <strong>van</strong> Reuvens en zijn eigen onderzoek.<br />
Het resultaat was een wirwar aan door elkaar lopende sporen. <strong>De</strong>ze waren bovendien op veel<br />
plaatsen onderbroken omdat slechts delen <strong>van</strong> het terrein met sleuven en putten waren onderzocht.<br />
Later kleinschalig onderzoek had daaraan weinig toegevoegd. Het werd dan ook stil rondom Romeins<br />
Voorburg dat andermaal in de vergetelheid wegzonk. Er werden door amateurs nog verschillende<br />
oppervlaktevondsten gedaan. Zo vond de auteur in de tweede helft <strong>van</strong> de jaren zeventig en begin<br />
jaren tachtig in de struiken <strong>van</strong> het park volop Romeinse scherven en een stempel op baksteen <strong>van</strong><br />
het <strong>De</strong>rtigste Legioen. Enkele bezoeken aan de volkstuinen leverde naast scherven onder meer de<br />
helft <strong>van</strong> een bronzen zegeldoosje op, een sestertius <strong>van</strong> Faustina en een bronzen gesp. En een<br />
schoolvriend vond in die tijd in het park aan de oppervlakte een stempel EX GER INF en een compleet<br />
klein olielampje. 598 Maar beroepsmatig bleef belangstelling uit. Zo was er geen archeologische<br />
begeleiding tijdens de plaatsing <strong>van</strong> een noodgebouw op Effatha in 1973 en de bouw <strong>van</strong> een<br />
gasverdeelstation in 1977 bij de ingang <strong>van</strong> park Arentsburgh, hoewel bij die gelegenheid volgens W.<br />
Jung veel vondsten tevoorschijn kwamen, waaronder stukken fresco. 599 Er was evenmin<br />
archeologische begeleiding toen er in 1982 verbouwingen plaatsvonden bij de aula, de<br />
gymnastiekzaal en het schoolgebouw Hoekenburg. Ondertussen oogden de opgravingsresultaten <strong>van</strong><br />
Reuvens en Holwerda dermate verwarrend dat een nieuwe gedetailleerde interpretatie <strong>van</strong> hun<br />
onderzoek bij voorbaat kansloos leek. Het was zelfs niet meer precies bekend waar de ruïnes lagen<br />
omdat belangrijke referentiepunten op de oude kaarten inmiddels waren verdwenen.<br />
590<br />
Bogaers 1959,153-157; Stolte 1959,66.<br />
591<br />
Bogaers 1964.<br />
592<br />
Holwerda en Evelein 1911,48.<br />
593<br />
Holwerda 1923,151: “Eenige fragmenten [steen] slechts met gedeelten <strong>van</strong> letters”.<br />
594<br />
Buijtendorp 1984b,2; mondelinge mededeling Brunsting; Bogaers 1971,133 noot 40.<br />
595<br />
Dat de tweede regel <strong>Forum</strong> <strong>Hadriani</strong> noemt, zoals Bogaers veronderstelde, is veel minder waarschijnlijk: Waasdorp 2003,58.<br />
596 Bogaers 1971.<br />
597 Bogaers 1971,131; Vgl. Bloemers 1980,166.<br />
598 Gevonden door Roel Mulder.<br />
599 Mondelinge mededeling W. Jung.<br />
93