Forum Hadriani De vergeten stad van Hadrianus - VU-DARE Home ...
Forum Hadriani De vergeten stad van Hadrianus - VU-DARE Home ...
Forum Hadriani De vergeten stad van Hadrianus - VU-DARE Home ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
zware groene glazen fles met breed handvat. <strong>De</strong> inscriptie en fles waren volgens Junius in het bezit<br />
gekomen <strong>van</strong> de bij Rijswijk wonende Henricus Crusius (Henri Croesinek), heer <strong>van</strong> Benthuizen. 316<br />
Beide vondsten zijn niet meer te achterhalen. Dat geldt ook voor een vermoedelijke wijnzeef die<br />
volgens Junius uit dezelfde akker tevoorschijn kwam en zich in <strong>De</strong>n haag bevond in de verzameling<br />
<strong>van</strong> historicus Adrichemius (Chr. Van Adrichem, 1533-1585) . <strong>De</strong> beschrijving als een scheplepel met<br />
zeef duidt onmiskenbaar op de veel door de Romeinen gebruikte functie als wijnzeef. Dat deze <strong>van</strong><br />
goud was, zoals Junius zeer stellig beweerd, zou zeer bijzonder zijn. 317 Het is waarschijnlijker dat hij<br />
<strong>van</strong> het gebruikelijke geel koper was en <strong>van</strong> de lucht afgesloten is geweest, bijvoorbeeld onderin een<br />
waterput. Koper kan in dergelijke condities soms sterk op goud lijken. <strong>De</strong> door Junius vermelde<br />
aantasting met gaatjes in het handvat zou beter bij koper passen omdat zuiver goud niet wordt<br />
aangetast. Junius zelf schrijft het ontstaan <strong>van</strong> gaatjes toe aan gebruik <strong>van</strong> inferieur goud.<br />
<strong>De</strong> glazen fles is zeer waarschijnlijk identiek aan het exemplaar dat later werd afgebeeld door<br />
Scriverius (afb. 1.3). <strong>De</strong>rgelijk compleet glaswerk is vaak uit graven afkomstig, waarmee het de eerst<br />
vermelde grafvondst uit Voorburg zou kunnen zijn. Scriverius schreef over de vondst: “Veel<br />
vreemdlichheden ende antiquiteyten worden daer oock gevonden/Onder andere dese glase kan <strong>van</strong><br />
groenen coleure/ die wonder dick is/ met het oor ofte handt-vatsel/ dat oock insonder breet is”. Verder<br />
vermeldt Scriverius dat de door Junius genoemde inscriptie <strong>van</strong> een sevir Augustales door een boer is<br />
gevonden bij het ploegen: “Daer is oock bij een lantman int ploegen des ackers gevonden een<br />
vierkante steen met dit naervolgende opschrift” [volgt tekst <strong>van</strong> de inscriptie]. 318 Dat de fles en de<br />
inscriptie volgens Junius op dezelfde akker tevoorschijn kwamen, zou kunnen betekenen dat de<br />
inscriptie aan de rand <strong>van</strong> de nederzetting is gevonden, in de buurt <strong>van</strong> de graven. Wijnzeven zijn ook<br />
bekend uit grafvondsten. Maar de gouden kleur zou zoals gezegd ook op andere<br />
vondstomstandigheden kunnen wijzen.<br />
Scriverius beschrijft kort de muntvondsten uit “Voorburg, alwaer onder andere penninghen een<br />
ghevonden is gheteeckent aen d’een sijde met Elinus, ende Dore<strong>stad</strong>um”, waarin hij Junius volgt. Ook<br />
noemt hij Romeinse munten: “Maer veel ouder zijn daer oock ghevonden die met het aensicht ende<br />
opschrift te kennen gheven dat is <strong>van</strong> Nero, Antoninus Pius ende Aurelianus gheslaghen sijn ende<br />
ghemaekt”. 319 Hij lijkt zich daarbij te baseren op de munten die Aurelius, Heda en Junius al eerder<br />
hadden vermeld. In een later publicatie geeft Scriverius aan zelf bij “de boeren” Romeinse<br />
“Penninghskens” gekocht te hebben met de portretten <strong>van</strong> Romeinse keizers die een lauwerkrans<br />
droegen. Helaas geeft hij daar<strong>van</strong> geen nadere determinaties. 320<br />
Kort erop, in de jaren 1624 -1628, zijn de nodige vondsten gedaan. In de periode juni 1624 tot<br />
maart 1625 kwamen drie Romeinse inscripties tevoorschijn. Allereerst is er een door Thomas Segetius<br />
beschreven steen waarover Gotfridus Hegenitius publiceerde in een reisverslag. Het gaat om een<br />
wijaltaar voor onder meer de Egyptische godin Isis die op 7 juni 1624 is opgegraven. Op 15 november<br />
<strong>van</strong> hetzelfde jaar werd een door het ‘gilde <strong>van</strong> vreemdelingen’ opgericht altaar naar boven gehaald.<br />
Weer een aantal maanden later, op 17 maart 1625 werd nog een altaar opgedolven. Ze zijn alle in<br />
1632 beschreven door Boxhorn. Dat ze alle drie zo kort achter elkaar tevoorschijn kwamen, kan<br />
betekenen dat ze in de buurt <strong>van</strong> elkaar zijn gevonden. 321<br />
Kort na de vondst wordt een deel <strong>van</strong> het hoger gelegen terrein ergens in de periode 1626 – 1628<br />
afgegraven. Dit om de Romeinse stenen te hergebruiken, een lot dat veel Romeinse ruïnes destijds<br />
ondergingen. Ruim een halve eeuw later, in 1685, werd een en ander beschreven door de historicus<br />
Van Leeuwen. <strong>De</strong>ze melde dat het terrein “omtrent de jare 1626 of 1628 uitgegraven werdende om<br />
den duift- of trassteen waaruit dezelve bestonden”. Met ‘trassteen’ bedoelde hij Romeins tufsteen. Bij<br />
die gelegenheid kwam een groot aantal “antiquiteiten” tevoorschijn, waaronder “een groote aarden pot<br />
… in dewelke omtrent een wateremmer vol zilveren penningen”. <strong>De</strong>ze waren geslagen door<br />
“verscheyde Roomse kaiseren”. 322 Misschien verwijst Engelberts in 1799 naar dezelfde schat als hij<br />
schrijft over een in Voorburg gevonden “grote pot met gouden en zilveren en koperen penningen <strong>van</strong><br />
<strong>Hadrianus</strong>, Marcus Aurelius en L. Verus”. <strong>De</strong> combinatie <strong>van</strong> gouden, zilveren en koperen munten is<br />
in Romeinse muntschatten echter vrij uitzonderlijk. Bovendien verwijst Engelberts naar Buchelius en<br />
Heda waar deze munten wel worden genoemd, maar niet als onderdeel <strong>van</strong> een muntschat. Mogelijk<br />
heeft hij zaken door elkaar gehaald. 323 Buchelius schrijft in 1643 dat er de afgelopen tijd zeer veel<br />
316<br />
<strong>De</strong> namen Croesinek en Rijswijk staan ook handgeschreven in een geannoteerd exemplaar <strong>van</strong> Junius 1588 (collectie<br />
auteur), zie foto in <strong>De</strong> Jonge, Bazelmans en <strong>De</strong> Jager 2006,344; Westreenen <strong>van</strong> Tiellandt 1826,21.<br />
317<br />
Junius 1588,314-316.<br />
318<br />
Scriverius 1612,29-30.<br />
319<br />
Scriverius 1612,23-30; Van Wijn 1800,II,16.<br />
320<br />
Scriverius 1663,206.<br />
321<br />
Boxhorn 1632b,177-178 (Latijnse editie; in de Nederlandse editie 1632a worden de stenen niet beschreven).<br />
322 Van Leeuwen 1685, I.5; Holwerda 1923,1-2.<br />
323 Engelberts 1799,345.<br />
62