Forum Hadriani De vergeten stad van Hadrianus - VU-DARE Home ...
Forum Hadriani De vergeten stad van Hadrianus - VU-DARE Home ...
Forum Hadriani De vergeten stad van Hadrianus - VU-DARE Home ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
op zijn hoogtepunt alleen al in Rome dagelijks vijfduizend doden veroorzaakte. In 270 na Chr. zou ook<br />
de Romeinse keizer Claudius Gothicus eraan bezwijken. 2152<br />
<strong>De</strong> vondsten <strong>van</strong> na 250 na Chr. zijn in Voorburg schaars. Holwerda noemt twaalf scherven <strong>van</strong><br />
zwartglimmende spreukbekers en beeldt er zeven af. Die zeven worden door Künzl toegeschreven<br />
aan Groep I-V uit de periode 255-315 na Chr. 2153 Een exemplaar valt aan de eerste groep uit circa<br />
255-260 na Chr. toe te schrijven. 2154 Drie andere exemplaren horen bij de tweede groep uit 260-270<br />
na Chr. 2155 Drie exemplaren zijn niet nader te determineren dan groep I-V en kunnen dus ook nog iets<br />
jonger zijn. Onder het met de laatste inzichten onderzochte aardewerk <strong>van</strong> de opgraving <strong>van</strong> BAAC uit<br />
2005, zijn een ruwwandige kom Niederbieber 105 en bijbehorende deksel type 120b mogelijk pas na<br />
250 na Chr. vervaardigd. Dat is zeker het geval voor twee scherven gevlamd aardewerk uit Trier of<br />
Speicher en waarschijnlijk ook voor een gesmoord bord. Verder zijn twee voeten <strong>van</strong> Low land na het<br />
midden <strong>van</strong> de 3 e eeuw vervaardigd. 2156 Maar dat zijn uitzonderingen. Onder de 31 door BAAC<br />
opgegraven fibulae bevindt zich bijvoorbeeld geen enkel exemplaar <strong>van</strong> na het midden <strong>van</strong> de 3 e<br />
eeuw. 2157 En de opgravingen daarvoor hebben slechts één laat exemplaar opgeleverd dat vooral<br />
populair was in de periode 250-275 na Chr. en tot het eind <strong>van</strong> de 3 e eeuw in gebruik bleef. Maar deze<br />
scharnierfibula met lange scharnierarmen kwam op kleinere schaal ook al voor in de voorgaande<br />
periode <strong>van</strong>af 230 na Chr. 2158<br />
Naar het schijnt is in de periode 260 – 273 na Chr. in het kustgebied nog wel sprake <strong>van</strong> een<br />
kortstondig herstel <strong>van</strong> de Romeinse invloed. Zo is omstreeks 265 na Chr. nog een verbouwing<br />
uitgevoerd <strong>van</strong> de principia <strong>van</strong> castellum 6 in Valkenburg. 2159 Latinus Postumus (260-269 na Chr.),<br />
commandant <strong>van</strong> de Rijnlegioenen, wist Germaanse aanvallen af te slaan. Vervolgens bracht hij in<br />
259 of waarschijnlijk 260 na Chr. de noordelijke provincies onder zijn eigen gezag. 2160 Eutropius:<br />
“Terwijl Gallienus de staat aan zijn lot overliet, werd het Romeinse Rijk in het westen bezet door<br />
Postumus”. 2161 <strong>De</strong> eveneens betrouwbare auteur Orosius schreef: “Postumus maakte zich meester<br />
<strong>van</strong> de macht in Gallië, tot groot voordeel <strong>van</strong> de Staat. Want in een tijdperk <strong>van</strong> tien jaar heeft hij met<br />
grote moed en matiging zowel de vijanden, die de baas waren, verdreven, als de provincies, die te<br />
gronde gericht waren, in hun oude vorm hersteld”. 2162 Postumus kwam in Keulen aan de macht en<br />
veroverde kort erop Groot-Britannië, waarschijnlijk in 261 na Chr. Bij die Britse campagne zal het<br />
gebied rond de monding <strong>van</strong> de Rijn zoals gebruikelijk een steunpunt zijn geweest. Postumus<br />
regeerde over een deel <strong>van</strong> het Rijk (het zogeheten Imperium Galliarum) dat naast de Germaanse<br />
provincies ook Spanje en Groot-Brittannië omvatte. Verschillende castella werden <strong>van</strong>af het begin <strong>van</strong><br />
zijn regeringsperiode weer in gebruik genomen, zo suggereert een piek in de muntpatronen voor de<br />
jaren 260 – 273 na Chr. 2163 Een dergelijk muntbeeld komt ook naar voren wat betreft versterkingen<br />
langs de kust, waaronder Aardenburg en waarschijnlijk Domburg en Westerschouwen, en eveneens<br />
Ockenburg. 2164<br />
In Voorburg zijn tijdens de opgravingen <strong>van</strong> Reuvens en Holwerda vier munten <strong>van</strong> Postumus<br />
(260 – 269 na Chr.) gevonden, en kwam ook een munt <strong>van</strong> Claudius Gothicus (268 – 270 na Chr.)<br />
tevoorschijn, de officiële keizer in Rome. 2165 Daarbij valt op dat al deze munten door Reuvens zijn<br />
gevonden en niet door Holwerda. 2166 Hetzelfde geldt voor de munt <strong>van</strong> Gallienus. Bij het onderzoek in<br />
1988 kwam bij de waterput een tweede munt <strong>van</strong> Gallienus tevoorschijn, dus wederom op het door<br />
Reuvens onderzochte terrein. Enige uitzondering is de antoninianus <strong>van</strong> de Gallische tegenkeizer<br />
Victorinus (268 – 270 na Chr.) die in 2005 tijdens het onderzoek <strong>van</strong> BAAC is opgegraven. 2167 Hoewel<br />
de aantallen te klein zijn voor harde conclusies, zou het kunnen betekenen dat in het derde kwart <strong>van</strong><br />
de 3e eeuw de bedrijvigheid in het door Holwerda onderzochte westelijke deel <strong>van</strong> de <strong>stad</strong> sterk was<br />
2152 Jones 1979,238 o.g.v. boek Brotwell uit 1967 over plagen; Cartwright en Biddiss 2000,11-12 en 15.<br />
2153 Holwerda 1923,122 afb. 91 (=plaat LVII) onder nr. 87; Künzl 1997,135, Abb. 44 (Voorburg-Arentsburg is locatie nr. 10, code<br />
ARE): ARE 1 t/m 7.<br />
2154 Künzl 1997,9 en 20 noot 57: vroege type 1.1x.<br />
2155 Künzl 1997,9 en 56: ARE 3, ARE 4 en ARE 7.<br />
2156 Bink en Franzen 2009,58,127, 155, 201-202, 417 en 450.<br />
2157 Hendriksen 2009,280-287 en tabel 8.12.<br />
2158 Kemmers 2000,44-45.<br />
2159 Graafstal 2002,20.<br />
2160 Er is enige discussie of Postumus in 259 of 260 na Chr. de macht greep.<br />
2161 <strong>De</strong> Boone 1954, 34; Thoen 1978,196; Eutropius, Breviarium IX,11,1. Vertaling in Willems 1986a,432<br />
2162 Vertaling Rogge 1996b,68; Orosius, Historiarum adversum paganos libri VII, 8,22.10.<br />
2163 Zie onder andere Ozinga e.a. 1989,41 voor Utrecht; <strong>De</strong> Boone 1954,35; Willems 1986,432.<br />
2164 Baart 1990,37; Waasdorp 1999a,174; Besuijen 2008,44.<br />
2165 Holwerda 1923,147-148 met in alle vier de gevallen naam Postumus leesbaar. Slechts twee exemplaren zijn nog aanwezig<br />
in het RMO (tabel A1); zie o.a. Reuvens Dagboek II,277.<br />
2166 Ze komen namelijk al voor op de inventarislijst met 170 door Reuvens opgegraven munten (inventarisnummers 1174a t/m<br />
1174z en 1174aa t/m 1174mm).<br />
2167 Kemmers 2009a,269 tabel 8.8.<br />
305