29.11.2014 Views

Nummer 4/2006 (.pdf) - FOD Sociale Zekerheid

Nummer 4/2006 (.pdf) - FOD Sociale Zekerheid

Nummer 4/2006 (.pdf) - FOD Sociale Zekerheid

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

BELGISCH TIJDSCHRIFT VOOR SOCIALE ZEKERHEID - 4e TRIMESTER <strong>2006</strong><br />

exacte details behoorlijk twijfelachtig zijn, zal de vergrijzing van de bevolking<br />

waarschijnlijk belangrijke verschuivingen in de financiering inhouden, wat zou kunnen<br />

leiden tot een toename van de financiële turbulentie en een systemisch risico”.<br />

Bovendien is ook de inkrimping van het verbruik problematisch. Onder deze<br />

omstandigheden is het begrijpelijk dat financiële instellingen die dit nieuwe product,<br />

het Riester-pensioen aanbieden, hogere kosten aanrekenen teneinde de “rentevoet<br />

nul” veilig te stellen.<br />

Ondanks de campagne van de verzekeringsindustrie en de grote verwachtingen van<br />

de politici was het nieuwe Riester-pensioen bijna een mislukking (17). Hans Fehr<br />

(2003) haalde hiervoor een aantal mogelijke redenen aan: een niet-geïnformeerd<br />

publiek, een zeer ingewikkelde subsidiëringswet, de parallelle ontwikkeling van de<br />

tweede pijler en de nadelige criteria voor de certificering van dit product.<br />

Verder hangt de berekening van de “pensioenniveaus” in sterke mate af van de noemer,<br />

d.w.z. het netto-inkomen van de bijdragebetalers. Kleine verschillen hebben in<br />

dit geval blijvende gevolgen. Doorslaggevend is derhalve de ontwikkeling van de<br />

werkgelegenheid. En in het bijzonder de verschillende manieren voor vervroegde<br />

uittreding: enerzijds betalen de werknemers minder bijdragen en anderzijds ontvangen<br />

ze voor een langere tijd een pensioen. Bijna drie decennia lang “cultiveerden”<br />

de Duitsers vervroegde uittreding: in de jaren zeventig door de invoering van het<br />

“flexibele pensioen” (op 63 jaar voor mannen en op 60 jaar voor vrouwen; zonder<br />

“verzekeringstechnische” beperking); in de jaren tachtig door de verlenging tot 32<br />

maanden van de periode waarin werkloosheidsuitkeringen worden betaald; in de<br />

jaren negentig door de zogenaamde progressieve pensionering (‘Altersteilzeit’).<br />

Sinds 2001 is er een paradigmaverschuiving: de toenemende levensverwachting, het<br />

dreigende tekort aan arbeidskrachten alsook de hoge kosten voor de socialeverzekeringsstelsels<br />

verklaren deze ommekeer. Dit is onder meer duidelijk zichtbaar in de<br />

gemiddelde pensioenleeftijd (in de OBL), die steeg van 59 jaar in 1981 tot 61 jaar in<br />

2002. Verder staat het empirische beeld ook lijnrecht tegenover de eenvoudige<br />

stelling dat ouderen de arbeidsmarkt kunnen verlaten om banen vrij te maken voor<br />

jongeren. Terwijl tussen 1993 en 2003 het percentage werknemersbijdragen van<br />

oudere werknemers (tussen 55 en 62 jaar oud) van 35,9% tot 39% steeg, daalde het<br />

percentage werknemersbijdragen van jongere werknemers (tussen 15 en 24 jaar<br />

oud) van 52,7% tot 42,4% voor Duitsland.<br />

Alles wel beschouwd kunnen de macro-economische en sociale context bijdragen<br />

tot de redding van de sociale staat of verzorgingsstaat in Duitsland en Europa. En<br />

dan is de cirkel weer gesloten en staan we weer bij het begin: arbeidsmarktbeleid.<br />

736<br />

(17) Deze situatie schijnt naar het einde van 2005 toe echter te veranderen; zie het artikel “Die<br />

Riester-Rente gewinnt an Fahrt” in Frankfurter Allgemeine van 14 jan. <strong>2006</strong>, p. 19.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!