Questions et réponses écrites Schriftelijke vragen en ... - de Kamer

198 QRVA 53 039
En ce qui concerne l'aspect temps de travail, l'arrêt
SIMAP - C303/98 - de la Cour de Justice de l'Union européenne
du 3 octobre 2000 est très clair:
"Ainsi que M. l'avocat général l'a également relevé au
point 37 de ses conclusions, il en va différemment de la
situation dans laquelle les médecins des équipes de premiers
soins effectuent les gardes selon le système qui veut
qu'ils soient accessibles en permanence sans pour autant
être obligés d'être présents dans l'établissement de santé.
Même s'ils sont à la disposition de leur employeur dans la
mesure où ils doivent pouvoir être joints, dans cette situation,
les médecins peuvent gérer leur temps avec moins de
contraintes et se consacrer à leurs propres intérêts. Dans
ces conditions, seul le temps lié à la prestation effective de
services de premiers soins doit être considéré comme du
temps de travail au sens de la directive 93/104."
Dans l'arrêt JAEGER (C151/02) du 9 septembre 2003, la
Cour confirme la jurisprudence résultant de l'arrêt SIMAP.
En ce qui concerne les périodes de garde effectuées
selon le régime de la présence physique à l'hôpital, la Cour
précise que la mise à disposition d'un local de repos avec
un lit ne modifie pas la qualification de "temps de travail"
de ces périodes:
"La directive 93/104/CE du Conseil, du 23 novembre
1993, concernant certains aspects de l'aménagement du
temps de travail, doit être interprétée en ce sens qu'il
convient de considérer un service de garde ("Bereitschaftsdienst")
qu'un médecin effectue selon le régime de la présence
physique dans l'hôpital comme constituant dans son
intégralité du temps de travail au sens de cette directive,
alors même que l'intéressé est autorisé à se reposer sur son
lieu de travail pendant les périodes où ses services ne sont
pas sollicités, en sorte que celle-ci s'oppose à la réglementation
d'un État membre qui qualifie de temps de repos les
périodes d'inactivité du travailleur dans le cadre d'un tel
service de garde."
2. Les pompiers volontaires sont soumis à un statut sui
generis principalement défini par l'arrêté royal du 6 mai
1971 fixant les types de règlements communaux relatifs à
l'organisation des services communaux d'incendie. Ils ne
tombent pas dans le champ d'application de la loi du
3 juillet 1978 relative aux contrats de travail et ne sont pas
soumis au statut applicable aux membres du personnel
communal. Je vous confirme également que les pompiers
volontaires n'entrent pas dans le champ d'application de la
loi du 3 juillet 2005 sur le volontariat.
Inzake het aspect arbeidstijd is het arrest SIMAP - C303/
98 - van het Hof van Justitie van de Europese Unie van
3 oktober 2000 zeer duidelijk:
"Zoals de advocaat-generaal in punt 37 van zijn conclusie
heeft opgemerkt, is de situatie anders wanneer de artsen
van ploegen voor eerstelijnszorg wachtdiensten verrichten
waarbij zij permanent bereikbaar moeten zijn, doch zonder
dat hun aanwezigheid in het gezondheidscentrum vereist
is. Hoewel zij ter beschikking van hun werkgever staan, in
die zin dat zij bereikbaar moeten zijn, kunnen zij in die
situatie hun tijd vrijer besteden en zich met hun eigen
zaken bezighouden. In die omstandigheden moet enkel de
tijd die is verbonden met het werkelijk verrichten van diensten
voor de eerstelijnszorg worden beschouwd als arbeidstijd
in de zin van richtlijn 93/104."
In het arrest JAEGER (C151/02) van 9 september 2003,
bevestigt het Hof de rechtspraak van het arrest SIMAP.
Wat de wachtperiodes betreft die uitgevoerd worden volgens
de regeling van de fysieke aanwezigheid in het ziekenhuis,
preciseert het Hof dat de terbeschikkingstelling
van een rustlokaal met een bed de hoedanigheid van de
"arbeidstijd" van deze periodes niet wijzigt:
"Richtlijn 93/104/EG van de Raad van 23 november
1993 betreffende een aantal aspecten van de organisatie
van de arbeidstijd, moet aldus worden uitgelegd dat
beschikbaarheidsdienst ("Bereitschaftsdienst"), waarbij
een arts fysiek in het ziekenhuis aanwezig moet zijn, volledig
als arbeidstijd in de zin van deze richtlijn moet worden
beschouwd, zelfs indien de belanghebbende op zijn werkplek
mag rusten tijdens de perioden waarin van hem geen
werkzaamheden worden verlangd, zodat deze richtlijn zich
verzet tegen de nationale regeling van een lidstaat die de
perioden tijdens welke de werknemer gedurende een dergelijke
beschikbaarheidsdienst geen werkzaamheden verricht,
als rusttijd aanmerkt."
2. De vrijwillige brandweerlieden zijn onderworpen aan
een statuut sui generis dat voornamelijk bepaald wordt
door het koninklijk besluit van 6 mei 1971 tot vaststelling
van de modellen van gemeentelijke reglementen betreffende
de organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten.
Ze vallen niet onder het toepassingsveld van de wet
van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en
zijn niet onderworpen aan het statuut dat van toepassing is
op het gemeentepersoneel. Ik bevestig u eveneens dat de
vrijwillige brandweerlieden niet onder het toepassingsveld
vallen van de wet van 3 juli 2005 betreffende het vrijwilligerswerk.
CHAMBRE 2e SESSION DE LA 53e LÉGISLATURE 2010
2011
KAMER 2e ZITTING VAN DE 53e ZITTINGSPERIODE