04.05.2013 Views

Bijlage: acta-1978.pdf - Kerkrecht

Bijlage: acta-1978.pdf - Kerkrecht

Bijlage: acta-1978.pdf - Kerkrecht

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

zich dáárom geen tyrannieke vrijheden veroorloven (1 Kor. 11: 3). Ook hij kan slechts echt funktioneren<br />

voor God in de navolging van Christus (Er. 5: 1, 2, 25 vv.) en in het respekteren van Gods ordeningen (1<br />

Kor. 11: 12).<br />

Het geloof in de presentie van Christus, voor Wiens aangezicht beiden leven, geeft man en vrouw de<br />

wijsheid om vanaf eigen plaats en in eigen roeping elkaar te zoeken in liefde en dienstbetoon.<br />

Het 'zich ondergeschikt houden' of' betonen' is een vrucht van dit geloof. In die positie is de vrouw zichzelf,<br />

is zij veilig en zal zij aangenaam zijn voor Christus en Zijn Vader.<br />

3.3.2. Wanneer nu de gemeente samenkomt, komt het door God geschapen en door Christus uit de macht van<br />

de zonde losgekochte volk samen. In die gemeente mag en moet de stijl en het decorum van het door God<br />

geordende en door Christus herstelde leven vertoond worden. Ook daar moet de vrouw haar eigen plaats<br />

kennen, d.w.z. 'zichzelf onderschikken'. Het is niet voorstelbaar, dat zij haar houding en funktionering in het<br />

huwelijk (voor het aangezicht van Christus!) vergeet en aflegt, zodra zij gaat deelnemen aan de samenkomst<br />

van de gemeente, die van deze zelfde Christus is en waarin deze Christus zelf tegenwoordig is. Slechts<br />

vérgaand spiritualisme kan voor zulk een geschift leven het pleit voeren. Dus zal de vrouw ook in de<br />

gemeente haar plaats kennen en op haar plaats blijven.<br />

Het valt op, dat in 1 Kor. 14: 34 en 1 Tim. 2: 11 niet staat ten opzichte van wie zij zich ondergeschikt moet<br />

gedragen. Het lijkt wel, alsof haar 'status' zonder meer door het woord 'ondergeschiktheid' wordt getypeerd.<br />

Toch speelt ook hier de verhouding tot de man duidelijk een rol.<br />

Gaat de vrouw spreken in en tot de gemeente, in het vragen om opheldering aan de 'profeet' (vgl. 1 Kor. 14:<br />

35), in het diskussiëren met of in de rede vallen van de profeet, of anderszins, dan gaat zij van haar plaats en<br />

schendt zij haar eigen eer ('het staat lelijk', 1 Kor 14: 35). Eveneens is het 'geen gezicht' voor God en de<br />

gemeente, wanneer zij gaat 'leren' en daarin ook de man (event.: haar man) 'beleert' en ook overigens hem<br />

met een vermeend, zelfstandig gezag tegemoet treedt (1 Tim. 2: 12). Zij moet 'stilzijn' en dat wil in concreto<br />

zeggen: luisteren en zich in de gemeente laten leren (1 Tim. 2: 11, 12; vgl. voor deze betekenis van 'rustigzijn'<br />

of zich stil houden': Luk 14 . 4, Hand. 11: 18, 21: 14 en 22: 2).<br />

Deze instruktie van de apostel is geen vondst van hem of van zijn tijd, maar een vanuit het Oude Testament<br />

gemotiveerd bevel.<br />

We behoeven niet eens ver te zoeken in het Oude Testament, want het komt reeds terstond naar ons toe. In 1<br />

Tim. 2 wijst de apostel op de gang van zaken bij schepping en zondeval; de vrouw verliet haar plaats, ging<br />

'leiden' in plaats van 'volgen' en bewees toen aan Adam een averechtse 'dienst'. zij 'hielp' hem om te komen<br />

tot zonde.<br />

Ook in 1 Kor. 14: 34 staat de apostel het Oude Testament voor ogen, hoewel hij niet nader. aangeeft aan<br />

welk gedeelte hij speciaal denkt. We mogen vermoeden, dat hem evenals in 1 Kor. 11: 8, 9 de geschiedenis<br />

van Gen. 2 voor ogen stond.<br />

3.4. 4. De vraag, waarover het in dit verband uiteindelijk gaat, spitst zich daarom aldus toe: Valt ook het<br />

'stemmen' van de zusters der gemeente onder dit door de apostel afgewezen 'spreken'? Behoort de kerkeraad<br />

haar ook bij de aktie van de verkiezing het 'zwijgen' op te leggen, omdat de zusters der gemeente anders<br />

'lelijke' dingen doen, haar goede plaats verlaten en grijpen naar een haar niet toegestaan 'initiatief'?<br />

De kern van de moeiten of aarzelingen, die vele broeders en zusters ondervinden bij de gedachte, dat ook de<br />

zusters der gemeente zouden meestemmen en op die wijze ook mee-'spreken' in de gemeente, richt zich naar<br />

het gevoelen van deputaten niet zozeer op het feit van dat spreken-als-zodanig (zie verder sub 3.5.6 en 3.5.7.)<br />

en evenmin op de kompetentie van de zusters als mondige kerkleden (vgl. Hand. 2: 17, 18; Gal. 3: 28; 1 Betr.<br />

3: 7 e.a.p.) tot het oordelen over gaven en geschiktheden. De moeiten vinden hun oorzaak in het karakter van<br />

dit meespreken op dit moment van de verkiezingsprocedure.<br />

Immers, dit spreken in het kader van het 'stemmen uit een dubbel getal' werkt mee aan het tot stand komen<br />

van een voor de kerkeraad bindende uitspraak. Het krijgt dus het karakter van een 'beslissend' spreken,<br />

waarin 'gezag' wordt uitgeoefend. Hier ligt voor zeer velen het moment van de kortsluiting. Men maakt geen<br />

bezwaar tegen allerlei vormen van spreken van de vrouw (vgl. 3.5.6 en 3.5.7. en het 'spreken' van de vrouw<br />

bij de openbare geloofsbelijdenis, de doopbeloften en het zingen van de gemeente), maar men is beducht in<br />

strijd te komen met het apostolisch bevel, wanneer de kerkeraad de zusters zou uitnodigen tot het 'beslissend'<br />

en 'leiding gevend' spreken, zoals dat bij de stemming plaats vindt.<br />

3.5. Deputaten zijn van mening, dat deze moeiten en aarzelingen, hoe respektabel ook, niet op goede grond<br />

berusten.<br />

Zij zijn integendeel van oordeel, dat de kerkeraad gerechtigd is ook de zusters der gemeente te vragen naar<br />

haar stem. Daartoe willen zij wijzen op het volgende:<br />

3.5.1. a. In het stemmen of kiezen gaat het om het stem geven aan de roeping van God. De gemeente roept<br />

daarin en zó roept God. Het gaat daarbij niet om de individuele stemmen van een aantal

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!