04.05.2013 Views

Bijlage: acta-1978.pdf - Kerkrecht

Bijlage: acta-1978.pdf - Kerkrecht

Bijlage: acta-1978.pdf - Kerkrecht

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

. voogdijschap vervalt automatisch bij meerderjarigheid van het kind; de (adoptief-)ouderkindrelatie<br />

geldt levenslang (tenzij het adoptiefkind zelf om herroeping verzoekt volgens art. 231 B.W.).<br />

5.1.8. Andere factoren die de voorlopigheid van de voorziening in het gezag demonstreren zijn:<br />

a. de Nederlandse nationaliteit wordt nog niet toegekend; er wordt volstaan met een verblijfs<br />

vergunning en inschrijving in het vreemdelingenregister; voor de wet draagt het kind nog geen<br />

Nederlandse naam;<br />

b. de familieband en de positie in het erfrecht worden nog niet vastgesteld.<br />

5.1.9. Concluderend is de commissie van oordeel:<br />

a. de eigen aard van de gezagsrelatie waarin een in het buitenland geadopteerd kind verkeert, en de<br />

factoren die haar kenmerken, tonen aan, dat de definitieve wettelijke garanties voor een vaste plaats<br />

van het kind in het gezin van de adoptanten (c.q. de kring van het verbond) nog ontbreken;<br />

b. aan het 'Hattemse criterium' (blijvende gezagsrelatie) is bij aankomst van het kind in Nederland of<br />

na toekenning van voogdij rechtens nog niet voldaan.<br />

5.2. Nu schreef één van de appellanten tegen het eerste kerkeraadsbesluit van de kerk te Wageningen:<br />

'Wanneer wij zo (namelijk: in de adoptieweg; comm.) Gods roepend welbehagen mogen zien en ons<br />

daarover verwonderen, mogen wij dan het teken en zegel van het verbond deze kinderen onthouden, al<br />

is het maar voor een jaar? Het zal duidelijk zijn dat dit pas gerechtvaardigd is als wij twijfelen over het<br />

feit óf het kind wel door Gods welbehagen is ge-plaatst in de verbondskring. Dan pas, als wij twijfelen<br />

of God deze ouders wel wil gebruiken voor het opdringen van Zijn Geest naar de harten van de<br />

kinderen'.<br />

Deze vraagstelling plaatst de zaak in het klimaat en op het niveau van de Hattemse besluiten. Naar de<br />

mening van uw commissie is dat terecht. Uit een oogpunt van kerkelijke behandeling van de materie<br />

mogen juridische argumenten het niet alleen voor het zeggen hebben. Deze kant van de zaak is o.i.<br />

teveel door de voorstanders verwaarloosd. Daarom wil de commissie tenslotte ook de Hattemse<br />

besluiten herlezen met het oog op deze zaak.<br />

5.2.1. Het moge waar zijn, dat Hattem zich niet expliciet uitsprak over de situatie van deze kinderen,<br />

impliciet bevatten de bekende overwegingen van Acta art. 251 C en D veel materiaal met het oog op<br />

deze zaak.<br />

Uit het gehele betoog in de genoemde overwegingen is duidelijk, dat de synode zich de adoptieprocedure<br />

heeft ingedacht als een groeiproces vanaf de eerste stappen die de adoptanten ondernemen<br />

tot de adoptie-uitspraak van de rechter. De synode beschreef niet alle tussenstations, laat staan dat zij<br />

het gehalte daarvan woog. Zij beschreef de weg van het verlangend gebed van de a.s. adoptiefouders<br />

tot de uitspraak van Gods dienares, de overheid, als de weg waarin de Here een mensenkind van<br />

dichtbij of veraf roept tot Zijn heil en daartoe brengt binnen de invloedssfeer van Zijn Verbond.<br />

5.2.2. In dit kader is dan ook de waarschuwing in meergenoemde overweging C II 10 te lezen om niet op de<br />

beslissing van de rechtbank vooruit te lopen 'door voortijdig te handelen alsof het betrokken kind reeds<br />

hun wettig kind zou zijn'. Het is duidelijk dat de synode het eindpunt van de weg ziet in de<br />

adoptiebeslissing van de overheid.<br />

Dat is ook duidelijk uit overweging D II 14. De voorstanders ontlenen aan deze overweging het<br />

criterium waarnaar de kwestie van de doop van geadopteerde kinderen volgens Hattem beslist moet<br />

worden: de vaste plaats van het kind in de gezinskring van christenen, het permanent gesteld zijn in<br />

hun huis en toevertrouwd zijn aan hun gezag (vgl. ook de formulering van de synode van Kampen<br />

1975, Acta art. 362 oordeel 2 en 3, blz.174).<br />

Maar in deze zo belangrijke overweging wordt gesproken van een 'niet alleen - maar ook'. De synode<br />

ziet in de eerste plaats als vrucht van de bekroning van de adoptieprocedure, dat de pleegkinderen 'de<br />

staat van wettig kind der adoptief-ouders' verkregen hebben. Dit element - op grond waarvan Hattem<br />

aanpassing van het doopsformulier overbodig achtte (overweging D II 16) - wordt in de gedachtengang<br />

van de voorstanders geheel verwaarloosd.<br />

Alleen de classis Arnhem d.d. 1-9-'77 verzocht de particuliere synode aan de generale synode te<br />

vragen een positieve uitspraak te doen 'en daarbij te bezien of eventueel in het Doopsformulier aan de<br />

aanspraak van hen die een kind ten doop houden een uitbreiding gegeven moet worden'.<br />

5.2.3. De commissie wil tenslotte nog op één punt de aandacht vestigen. De meergenoemde par. 5.6 van de<br />

Nota-Douma (Acta Hattem blz. 532 v.) - die ook zeer wel oog blijkt te hebben voor de bijzondere<br />

situatie van in het buitenland geadopteerde kinderen! - bevat aan het slot een passage die volle<br />

aandacht verdient, maar bij de voorstanders te weinig gekregen heeft. De bedoelde passage luidt:<br />

'Mocht de synode van Hattem besluiten de doop van geadopteerde kinderen toe te staan, dan mag ook<br />

van gemeenteleden, die voor een buitenlands pleegkind de doop aanvragen, verwacht worden dat zij

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!