04.05.2013 Views

Bijlage: acta-1978.pdf - Kerkrecht

Bijlage: acta-1978.pdf - Kerkrecht

Bijlage: acta-1978.pdf - Kerkrecht

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

De brief van de classis Appingedam bevat een beknopte eigen argumentatie.<br />

De kerkeraad te Wageningen verwijst daarvoor uitdrukkelijk naar de toegevoegde bijlagen. De argumentenpro<br />

zijn vooral te vinden in de twee bezwaarschriften die de kerkeraad van standpunt deden veranderen. Het<br />

nieuwe kerkeraadsbesluit en dat van de classis Arnhem d.d. 1-9-'77 voegen daaraan geen nieuwe argumenten<br />

toe, vatten deze alleen maar samen. Zij worden in het appèlschrift bij de particuliere synode nog eens kort<br />

herhaald.<br />

Daartegenover bevatten het eerste kerkeraadsbesluit en het bezwaarschrift van de kerkeraad te Arnhem<br />

(overgenomen door de volgende classis, d.d. 17-11-'77/26-1-'78) een aantal argumenten-contra.<br />

4.1. De argumenten-pro zijn hoofdzakelijk de volgende<br />

4.1.1. De voorstanders zien als kern van de zaak het feit dat aan de a.s: adoptiefouders direct na aankomst<br />

van hun a.s. adoptiefkind in Nederland de voogdij over dit kind wordt verleend. Naar hun oordeel is de<br />

door deze voogdij ontstane gezagsrelatie definitief. Zij wijzen vervolgens als kern van het Hattemse<br />

besluit over de doop van adoptiefkinderen de overweging D II 14 (Acta art. 251, blz. 301) aan, waarin<br />

wordt gesproken van 'in de gezinskring van christenen een vaste plaats ontvangen' en 'permanent<br />

gesteld zijn in het huis van christenen en toevertrouwd zijn aan het ouderschap van christenen'.<br />

4.1.2. In deze gedachtengang is uiteraard beslissend de stelling, dat de door toekenning van de voogdij<br />

ontstane gezagsrelatie een definitief karakter draagt.<br />

Daartoe wordt een vergelijking gemaakt met de voogdijsituatie waarin zich a.s. adoptanten met een<br />

Nederlands kind bevinden. Voogdij is immers, naast de verzorgingstermijn van tenminste één jaar,<br />

voorwaarde voor een adoptie-uitspraak (Art. 228 of B.W.; zie Nota-Douma, Acta Hattem blz. 509).<br />

Deze voogdijrelatie kan o.m. nog worden doorbroken door een verzoek van de ouder(s) van het kind<br />

om in de ouderlijke macht te worden hersteld. Bij een buitenlands kind is dat onmogelijk, omdat dáár<br />

reeds adoptie is uitgesproken, die de band met de natuurlijke ouder(s) definitief verbreekt. Het kind is<br />

daar in de meeste gevallen ook reeds op naam van de adoptanten gesteld.<br />

Betoogd wordt, dat de adoptie in Nederland in feite slechts een formaliteit is met het oog op het<br />

verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit en het vastleggen van de erfrechtspositie van het kind. De<br />

adoptie-uitspraak van de Nederlandse rechter zou niets wezenlijks aan de door voogdij gecreëerde<br />

gezagsrelatie toevoegen.<br />

4.1.3. Begrijpelijkerwijs worden in deze gedachtengang ook uitdrukkingen als 'pleegkinderen' (Nota-Douma)<br />

en 'niet vooruitlopen op de beslissing van de rechtbank' (Acta Hattem art. 251, overweging C II 10,<br />

blz. 229) niet van toepassing geacht op in het buitenland geadopteerde kinderen. Zij zijn geen<br />

pleegkinderen meer, maar kinderen onder een volledig en definitief ouderlijk gezag. De gerechtelijke<br />

beslissing waarop, volgens Hattem, moet worden gewacht, is in hun geval de toekenning van de<br />

voogdij aan hun a.s. adoptiefouders. Deze geschiedt, na het uitgebreide vooronderzoek en de<br />

toestemming om in het buitenland tot adoptie over te gaan, min of meer automatisch en is qua inhoud<br />

met een adoptie-uitspraak gelijk te stellen.<br />

4.1.4. In dit kader wijst ook de classis Appingedam op het feit, dat het kind in het buiten-land reeds op naam<br />

van de adoptanten is gesteld. Voeg daarbij de door voogdij gecreëerde gezagsrelatie, dan zou volgens<br />

haar een 'onnodig verschil in behandeling' kunnen ontstaan. Aan alle voorwaarden die een adoptiefkind<br />

voor bediening van de doop in aanmerking doen komen (volgens het besluit van Hattem) is immers<br />

reeds voldaan: uiterlijk door de tenaamstelling en materieel door de niet meer te doorbreken<br />

gezagsrelatie, ook al heet die dan nog slechts 'voogdij'.<br />

4.2. Als argumenten-contra worden in hoofdzaak de volgende aangevoerd.<br />

4.2.1. Ter fundering van zijn eerste (afwijzende) besluit wees de kerkeraad te Wageningen op overweging C<br />

II 10 van het Hattemse besluit (niet vooruitlopen op de beslissing van de rechtbank en niet voortijdig<br />

handelen alsof het betrokken kind reeds wettig kind zou zijn); par. 5.6 (Acta blz. 488) van het<br />

Hattemse commissierapport (de adoptiebeslissing van de rechtbank is enigszins te vergelijken met wat<br />

de overheid doet bij een huwelijkssluiting); de hierboven sub 3.2 reeds vermelde passage uit de<br />

Hattemse Acta art. 250 (blz. 289) (geen uitspraak over het dopen van pleegkinderen, 'daar er thans nog<br />

geen sprake kan zijn van een positie van pleegkinderen, die praktisch gelijk is aan die van<br />

geadopteerde kinderen'); de eveneens hierboven sub 3.2 reeds vermelde paragraaf uit de Nota-Douma;<br />

het feit dat de buitenlandse adoptie in de eerste plaats betekenis heeft in dat land zelf; de Nederlandse<br />

overheid kan nog beslissen geen adoptie naar Nederlands recht te doen plaatsvinden; dat de kans<br />

daarop gering is, is niet beslissend.<br />

4.2.2. In een nota van een kerkeraadscommissie te Wageningen, ingesteld in verband met de twee<br />

bezwaarschriften tegen het eerste kerkeraadsbesluit, wordt wel toegestemd, dat de gezagspositie van<br />

a.s. adoptiefouders t.o.v. een buitenlands kind definitiever is dan t.o.v. een Nederlands kind.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!