HET ARCHIEF VAN LUCIUS POMPEIUS NIGER - E-thesis
HET ARCHIEF VAN LUCIUS POMPEIUS NIGER - E-thesis
HET ARCHIEF VAN LUCIUS POMPEIUS NIGER - E-thesis
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Ten eerste steunen de onderzoekers die menen dat veteranen geen militaire diploma's<br />
kregen in aanzienlijke mate op PSI 1026 443 : veterani ex legionibus instrumentum accipere<br />
non solent. M.i. is accipere non solent iets heel anders dan non accipiunt. Misschien kregen<br />
legioenveteranen inderdaad geen militair diploma (of wat voor een certificaat instrumentum<br />
hier ook mag betekenen), maar konden ze het wel aanvragen indien ze dat wensten 444 . Ten<br />
tweede lijkt me de gevolgtrekking dat legioensoldaten de privileges van auxiliaveteranen niet<br />
kregen omdat ze geen militair diploma kregen methodologisch onjuist. De Praetere is m.i.<br />
correcter: "Aangezien de gewone legioensoldaten normaal geen militair diploma kregen, is<br />
het onmogelijk om uit te maken of de kinderen van deze soldaten Romeinse burgers werden<br />
en of de veteranen zelf het ius conubium kregen 445 ."<br />
Dat veteranen de privileges niet zouden verkrijgen die in het militaire diploma vermeld staan,<br />
heeft ook enkele vreemde consequenties. Ten eerste is het moeilijk te vatten waarom<br />
auxiliaveteranen meer privileges (ius conubii, maar ook de burgerrechtsverlening aan de<br />
tijdens de legerdienst geboren kinderen tot 140 n. C.) zouden krijgen dan<br />
legioenveteranen 446 . Ten tweede zijn er legioenveteranen die verplicht werden zich te<br />
vestigen in kolonies in grensprovincies. In deze streken is de overgrote meerderheid van de<br />
aanwezige vrouwen peregrinae. Wanneer de legioenveteranen geen conubiumrecht zouden<br />
krijgen, zou het onmogelijk zijn voor hen om kinderen te verwekken die Romeins burgerrecht<br />
hadden en zou ook de hele idee van een Romeinse kolonie vervallen, want dan is er na één<br />
generatie geen Romein meer te bespeuren 447 . Het eerste bezwaar kan men mogelijk nog<br />
weerleggen 448 , voor het tweede is dit al moeilijker 449 . De auteurs (Campbell en Vittinghoff)<br />
van deze bezwaren denken dan ook dat aan alle veteranen het ius conubii gegeven werd 450 .<br />
Een laatste opmerking bij de communis opinio is dat er wel degelijk enkele certificaten van<br />
privileges van legioensoldaten bewaard zijn (CIL XVI, 7-11 [bronzen tabletten], W. Chrest.<br />
463 en P. Mich. VII 432 [houten tabletjes] en P. Ryl. IV 611). Volgens de communis opinio<br />
443<br />
Cf. M. MIRKOVIC (1986), p. 171 n. 10; S.A. PHANG (2001), p. 61.<br />
444<br />
In deze richting denkt ook J.C. MANN (2000), p. 161 en ook H. DE KUYFFER (1989), p. 348 (deze laatste wel<br />
iets gematigder).<br />
445<br />
A. DE PRAETERE (2001), p. 65. Ze spreekt zichzelf wel tegen, cf. A. DE PRAETERE (2001), p. 50. Maar ook<br />
S.A. PHANG (2001), p. 61 geeft aan dat de gevolgtrekking een redeneerfout is.<br />
446<br />
Cf. CAMPBELL, apud S.A. PHANG (2001), p. 69.<br />
447<br />
F. VITTINGHOFF, apud H. DE KUYFFER (1989), p. 348.<br />
448<br />
En wel op twee manieren. Men kan de visie van R. ALSTON (1995), pp. 215-217 n. 23 bijtreden, die zegt dat<br />
de partners van legioensoldaten bij de afzwaai van de militairen het Romeins burgerrecht kregen (cf. edict van<br />
Octavianus [S.A. PHANG (2001), pp. 69-71] en Domitianus [S.A. PHANG (2001), pp. 71-72]). Dan zouden ze een<br />
groter privilege krijgen dan de auxiliaveteranen, want de echtgenotes van deze laatsten bleven steeds peregrinae<br />
en is meteen ook de hele conubiumkwestie opgelost. Men kan ook argumenteren dat de legioenveteranen de<br />
verlening van het conubiumrecht en de andere vermelde privileges aan de auxiliaveteranen helemaal niet als een<br />
aantasting van hun hiërarchisch hogere positie zagen. Cf. H. DE KUYFFER (1989), pp. 319-322.<br />
449<br />
Volgens H. DE KUYFFER (1989), p. 348 kan deze bewering overdreven zijn. Hij geeft echter niet aan waarom.<br />
450<br />
Campbell: Cf. S.A. PHANG (2001), p. 69: Vittinghoff: Cf. H. DE KUYFFER (1989), p. 348.<br />
136