HET ARCHIEF VAN LUCIUS POMPEIUS NIGER - E-thesis
HET ARCHIEF VAN LUCIUS POMPEIUS NIGER - E-thesis
HET ARCHIEF VAN LUCIUS POMPEIUS NIGER - E-thesis
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
. A.14: Het bedrag van 200 sestertiën wijst volgens Whitehorne mogelijk op de huisraad die<br />
zich bevindt in het huis in Oxyrhynchus van 500 sestertiën. Burkhalter denkt dat de 200<br />
drachmen die Pompeius Niger in tekst I (31 n. C.) uitleende, zestien jaar (!) later in de<br />
censusaangifte verschijnen, omdat diezelfde 200 drachmen nog steeds op een of andere<br />
manier intresten zouden opleveren 186 . Het is waarschijnlijk correct dat Romeinen bij hun<br />
censusaangifte ook hun schuldvorderingen moesten aangeven 187 , maar de visie dat de 200<br />
drachmen op de huisraad betrekking hebben, lijkt me waarschijnlijker.<br />
r. A.15: Supellex betekent hier het geheel van eigendom aan meubels, kledij, juwelen,<br />
zilverwerk 188 . Pompeius Niger geeft geen landbezit aan in zijn census. Dit impliceert niet<br />
noodzakelijk dat hij er ook geen heeft 189 , maar ik wil benadrukken dat er in het archief geen<br />
duidelijke bewijzen voor zijn.<br />
Tekst V: Contract met een leermeester voor de zoon van Lucius<br />
Pompeius Niger (13 april 48)<br />
Tekstuitgave met vertaling:<br />
P. Fouad 37<br />
Technische gegevens:<br />
Grootte 190 : 11 x 35 cm<br />
Datum 191 : 13 april 48<br />
Foto: Plaat II in P. Fouad<br />
Bewaringstoestand: zeer goed<br />
Aankoop 192 : 1930 door koning Fouad I of in de daarop volgende jaren door o.a. de<br />
Société, alleszins vóór 1939.<br />
186<br />
F. BURKHALTER (1993), pp. 152-153. Ze verkiest dan ook pignus aan te vullen op r. 14.<br />
187<br />
C. NICOLET (1976), p. 99.<br />
188<br />
F. BURKHALTER (1993), p. 151.<br />
189<br />
Naar analogie met veteranen uit de Arsinoïtesgouw, denkt D. RATHBONE (2001), p. 113 dat Niger toch<br />
privaat landbezit moet hebben gehad. Een mogelijke verklaring volgens hem van het ontbreken van dit landbezit<br />
in de aangifte is de oud-republikeinse traditie om geen aangifte te doen van provinciaal landbezit. Cf. ibidem.<br />
190<br />
J. SCHERER (1939), in P. Fouad 37, p. 93.<br />
70