HET ARCHIEF VAN LUCIUS POMPEIUS NIGER - E-thesis
HET ARCHIEF VAN LUCIUS POMPEIUS NIGER - E-thesis
HET ARCHIEF VAN LUCIUS POMPEIUS NIGER - E-thesis
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Romeins Egypte, over wie we voldoende bronnenmateriaal hebben, behoorden tot deze<br />
klasse 613 .<br />
Uit tekst V, waarin Pompeius' zoon Fuscus op leercontract wordt gestuurd, leidt Mitthof af dat<br />
de kinderen van Pompeius Niger alleszins niet van de rente van de bezittingen van hun<br />
vader konden leven 614 . Dat lijkt me een overhaaste conclusie. Er zijn - zowel in de Oudheid<br />
als heden ten dage - allerlei redenen om, indien men via zijn ouders voldoende geld bezit om<br />
te overleven, toch nog een beroep aan te leren. Bovendien was Fuscus een onwettige zoon<br />
van Pompeius Niger en kon hij niet erven van zijn vader (cf. deel 2.5.2.4.1).<br />
Whitehorne tracht tekst III en V met elkaar in verband te brengen. Het kapitaal dat Niger<br />
verkreeg via het uitlenen van het huis in 44 n. C. had hij volgens Whitehorne vier jaar later<br />
nodig voor de opleiding van zijn zoon in 48 n. C 615 . Mitthof is m.i. correcter: we weten niet<br />
waarvoor Pompeius Niger dit kapitaal van 400 drachmen nodig had 616 . Uit tekst VI<br />
concludeert Whitehorne verder dat Pompeius Niger misschien ook nog een ezel bezat en uit<br />
de passage ejx ajgrou' leidt hij af dat Niger misschien geld ging ophalen van pachters 617 .<br />
Anderen bouwen op deze speculaties verdere hypotheses en beweren dat hij landerijen<br />
bezat 618 .<br />
We kunnen Whitehorne hierin volgen dat Pompeius Niger naar de maatstaven van zijn<br />
Egyptische omgeving zeker een welgesteld man was 619 . Indien hij spaarzaam genoeg was<br />
geweest, kon een legioensoldaat immers een groot deel van zijn soldij (maximaal 5.000<br />
drachmen 620 ) sparen voor later. Daarbovenop kreeg hij nog eens een afscheidspremie van<br />
3.000 denarii of 12.000 drachmen (vgl. het gemiddelde maandloon in de Arsinoïtesgouw =<br />
25,33 drachmen 621 ). Verder is duidelijk dat Niger net als andere veteranen een aandeel had<br />
in meerdere - weliswaar kleinschalige - financiële activiteiten. We willen ons hier echter<br />
uitdrukkelijk hoeden voor een overschatting van deze activiteiten 622 . Een 'local tycoon' (cf.<br />
supra) was Niger volgens mij niet.<br />
613<br />
D. RATHBONE (2001), p. 112.<br />
614<br />
F. MITTHOF (2000), 404.<br />
615<br />
J.E.G. WHITEHORNE (1990), p. 556.<br />
616<br />
F. MITTHOF (2000), p. 404.<br />
617<br />
J.E.G. WHITEHORNE (1990), pp. 556-557. Ook H. DE KUYFFER (1989), p. 391 komt onafhankelijk van<br />
Whitehorne tot deze conclusie.<br />
618<br />
B. TENGER (1993), p. 197 (zonder enige terughoudendheid); J. ROWLANDSON (1996), p. 105 (met nog<br />
enige terughoudendheid); F. MITTHOF (2000), p. 404 (met terughoudendheid).<br />
619<br />
Cf. ook J.F. GILLIAM (1971), pp. 43-44 en L. WIERSCHOWSKI (1984), p. 98, die stelt dat Pompeius Niger<br />
niet tot de arme mensen in Egypte behoort, aangezien hij immobiliënbezitter was.<br />
620<br />
B. TENGER (1993), p. 163 geeft aan dat een een legioensoldaat in de tweede helft van de eerste eeuw n. C.,<br />
uitgaande van een diensttijd van 18 jaar, maximaal 5000 drachmen kan sparen.<br />
621<br />
B. TENGER (1993), p. 166.<br />
622<br />
Zoals J.E.G. WHITEHORNE (1990), p. 557 m.i. teveel doet.<br />
176