HET ARCHIEF VAN LUCIUS POMPEIUS NIGER - E-thesis
HET ARCHIEF VAN LUCIUS POMPEIUS NIGER - E-thesis
HET ARCHIEF VAN LUCIUS POMPEIUS NIGER - E-thesis
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
3.5.2.2 Belangrijke methodologische opmerking<br />
Welk bewijsmateriaal hebben we voor de concrete gang van zaken bij de rekrutering van<br />
legioensoldaten in de eerste eeuw?<br />
Private documentatie op papyrus levert meestal weinig op, want soldaten en veteranen<br />
vermelden er nooit hun origo. In sommige gevallen (o.a. bij Pompeius Niger) kunnen we een<br />
hoge waarschijnlijkheidsgraad opbouwen aan de hand van de woonplaats van de ouders of<br />
de plaats waar erfgoederen zich bevinden. Onomastische criteria zijn slechts in uitzonderijke<br />
gevallen van nut, want in soldatenmilieus nemen Egyptenaren vaak Latijnse namen aan 632<br />
(en wordt hun Egyptische afkomst onherkenbaar). De moderne vorsers richtten zich in de<br />
eerste plaats op de opschriften. Voor de vroege keizertijd zijn dat vooral CIL III 6627 en BGU<br />
IV 1083. Graag had ik bij de vorming van de soms verregaande conclusies op grond van<br />
deze opschriften door moderne auteurs enkele ernstige vraagtekens geplaatst.<br />
In totaal is van 30 v. C. tot 69 n. C. van 63 633 legioensoldaten de origo bekend. Maken wij nu<br />
even een eenvoudige schatting van het aantal legioensoldaten in Egypte gedurende deze<br />
honderd jaar. Een legerdienst in de legioenen duurde ongeveer 25 jaar voor legioensoldaten<br />
in deze periode, in feite in de beginperiode nog iets korter 634 . Rekening houdend met het feit<br />
dat in de eerste vijftig jaar van de beschouwde periode drie legioenen in Egypte waren en<br />
daarna twee en het totale aantal soldaten in een legioen in Egypte op 5280 schattend,<br />
komen we met De Kuyffer 635 tot de volgende optelsom:<br />
30 v. C - ca. 23 n. C. = 5280 x 3 (legioenen) x 2 (periodes van 25 jaar) = 31680<br />
ca. 23 n. C - 69 n. C. = 5280 x 2 (legioenen) x 2 (periodes van 25 jaar) = 21120<br />
Totaal: 52800 legioensoldaten<br />
Hoeveel soldaten het einde van de normale diensttijd bereikten is natuurlijk heel moeilijk te<br />
zeggen. Wesch-Klein denkt aan een kleine 50% 636 . De berekening van 52800 recruten voor<br />
de legioenen is dus een absoluut minimum. Om echter geen fouten te maken tegen de leer<br />
632 F. MITTHOF (2000), pp. 378-379 n. 3 met literatuurverwijzingen.<br />
633 Wanneer men tenminste de communis opinio volgt en aanneemt dat CIL III 6627 uit de periode van Augustus<br />
of Tiberius stamt en niet uit de Flavische tijd, zoals R. ALSTON (1995), pp. 29-31 vermoedt. Dan zouden er nog<br />
veel minder legioensoldaten zijn van wie de origo in deze periode bekend is. Voor de communis opinio, cf. o.a. D.<br />
KENNEDY (1985), p. 157 (en de literatuurverwijzingen in n. 11); M. MIRKOVIC (1986), p. 750; H. DE KUYFFER<br />
(1989), p. 286 n. 6. De beste lijst van alle legioensoldaten waarvan de origo bekend is in de periode 30 v. C.-69 n.<br />
C. (en de enige mij bekende die ook Pompeius Niger in de lijst opneemt) is die van H. DE KUYFFER (1989), pp.<br />
259-261.<br />
634 G. WESCH-KLEIN (1998), p. 182 n. 14.<br />
635 Hij gebruikt dezelfde telwijze als wij en houdt ook geen rekening met het aantal tijdens de legerdienst<br />
gestorven soldaten, maar wendt deze methode wel aan voor de berekening van het aantal rekruten in andere<br />
periodes. Cf. H. DE KUYFFER (1989), p. 285.<br />
636 G. WESCH-KLEIN (1998), p. 184.<br />
179