HET ARCHIEF VAN LUCIUS POMPEIUS NIGER - E-thesis
HET ARCHIEF VAN LUCIUS POMPEIUS NIGER - E-thesis
HET ARCHIEF VAN LUCIUS POMPEIUS NIGER - E-thesis
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
1.3.1 Inleiding<br />
Ik geef toe dat er nergens een prosopografische verwijzing is in deze papyri naar Pompeius<br />
of één van de leden van zijn familie. De toewijzing van deze papyri aan het archief blijft dan<br />
ook onzeker maar is heel waarschijnlijk.<br />
Eerst zal ik een aantal bezwaren weerleggen die bij de lezer zouden kunnen opkomen<br />
wanneer hij de teksten leest. Daarna zal ik een positieve argumentatie geven, waarbij ik drie<br />
argumenten onderscheid: datering, context en museumarcheologie.<br />
1.3.2 Weerlegging van mogelijke bezwaren<br />
1.3.2.1 Handelen de drie papyri wel over eenzelfde zaak?<br />
C.B. WELLES (1938), passim, U. WILCKEN (1939), passim en L. WENGER (1939), passim,<br />
wisten alledrie nog niet van het bestaan van tekst XIV. Zij dachten dan ook dat de<br />
benadeelden in tekst XIII actieve soldaten waren, een logische conclusie wanneer men enkel<br />
tekst XIII voor zich liggen heeft. Dat zou meteen de toewijzing van tekst XIII aan het archief<br />
onmogelijk maken, daar het document in september 63 werd opgesteld en Pompeius Niger<br />
in 44 n. C. op rust gesteld werd.<br />
Hierin kwam verandering met de publicatie van tekst XIV in P. Fouad 21. Sindsdien is er<br />
maar één moderne vorser die de band tussen tekst XIII en XIV ontkent (en dus volhoudt dat<br />
er in tekst XIII actieve soldaten optreden) 765 . Alle andere commentatoren en ikzelf zijn ervan<br />
overtuigd dat teksten XIII, XIV en XV over éénzelfde zaak handelen en dat het telkens om<br />
veteranen en niet om actieve soldaten gaat. Een korte samenvatting en verwijzingen naar<br />
hun argumentaties, waarover een brede consensus bestaat, vind je in voetnoot 766 . Zelf voeg<br />
ik er nog twee argumenten aan toe. De papyri werden rond dezelfde tijd aangekocht en ik<br />
765<br />
J. SCHERER (1939), in P. Fouad 21, pp. 47-48. Voor mijn kritische bemerkingen t.a.v. zijn stelling, cf. comm.<br />
bij XIV.11.<br />
766<br />
A. SEGRÉ (1940), p. 153: De prefect spreekt in beide documenten tot dezelfde personen en herhaalt dezelfde<br />
dingen. Bovendien past de laatste zin e{kasto" eij" taº ei[dia kaiº mhº gei'sqe ajrgoiv inderdaad veel beter bij<br />
veteranen die terug naar hun gouw trekken dan bij actieve soldaten. Het probleem van de strathgoi'" in tekst<br />
XIII r. 7 lossen de vorsers die nog niet de beschikking hadden over tekst XIV op door te stellen dat de soldaten<br />
die hier hun beklag komen doen, permanent in de chora gestationeerd waren en daar dan onder het gezag van<br />
de gouwstrategen vielen. Veel plausibeler lijkt de interpretatie dat deze strathgoi'" de gouverneurs van de<br />
gouwen waren waar de veteranen zich hebben gevestigd. De meest uitgebreide argumentatie vind je bij W.L.<br />
WESTERMANN (1941), pp. 26-28. Zijn visie wordt overgenomen door L. WENGER (1942), p. 367 ("Einem und<br />
demselben Falle weist hingegen, m. E. mit vollem Rechte, Westermann die beiden Texten zu"), die op pp. 367-<br />
368 de argumentatie van Westermann kort herneemt. Cf. ook A. SEGRÉ (1942/3), p. 569 en S. DARIS (1962), p.<br />
124: "Convinti che i due documenti trattino lo stesso problema…"; H. WOLFF (1986), pp. 99-102; S. LINK (1989),<br />
p. 110; H. DE KUYFFER (1989), p. 346.<br />
209