HET ARCHIEF VAN LUCIUS POMPEIUS NIGER - E-thesis
HET ARCHIEF VAN LUCIUS POMPEIUS NIGER - E-thesis
HET ARCHIEF VAN LUCIUS POMPEIUS NIGER - E-thesis
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
4.3 Pompeius Niger en de geschiedenis van het leger in<br />
vroeg-Romeins Egypte<br />
4.3.1 De privileges van de veteranen van Legio XXII Deiotariana<br />
In een onderzoek dat kaderde in de vraag naar het huwelijk en de status van de vrouw van<br />
Pompeius Niger, formuleerde ik een hypothese over de privileges (waaronder het ius<br />
conubii) van veteranen van Legio XXII Deiotariana die nog peregrini waren bij hun<br />
inschrijving (cf. deel 2.5.1.3.2, vooral 2.5.1.3.2b). Deze laatsten werden m.i. gedurende hun<br />
legerdienst als auxiliarii milites behandeld en kregen dan ook dezelfde privileges (civitas<br />
romana, civitas liberorum en ius conubii) als de auxiliaveteranen en ook op hetzelfde<br />
moment (na hun afzwaai en niet bij hun inschrijving) 679 . We vonden goede<br />
aanknopingspunten voor deze hypothese bij Pompeius Niger (maar ook bij andere veteranen<br />
van Legio XXII Deiotariana 680 ). Dankzij tekst IV weten we zeker dat hij twee van deze<br />
'auxiliaprivileges' (nl. de civitas romana en de civitas liberorum) na zijn afzwaai kreeg.<br />
Precies daarom denk ik dan ook dat Pompeius Niger tevens het derde privilege (m.n. het<br />
conubiumrecht) verkreeg. Er zijn nog andere argumenten voor deze laatste stellingname, die<br />
ik uitgebreid behandel in deel 2.5.2.4.2.<br />
4.3.2 Rekrutering van Egyptenaren voor de legioenen<br />
Alle moderne onderzoekers geloven in een verbod op de toetreding van Egyptenaren 681 tot<br />
de Romeinse legioenen (cf. deel 3.5.2). Pompeius Niger, wiens Egyptische afkomst in deel<br />
2.5.2.1 werd aangetoond 682 , volbracht zijn legerdienst in de legioenen. In deel 3.5.2.1<br />
trachtte ik in navolging van Mitthof aan te tonen dat BGU V 1210 § 55 - het belangrijkste<br />
678 Een andere, gelijktijdige tekst uit Oxyrhyncha uit de Fouad-collectie (waaruit één derde van de teksten van ons<br />
archief komt) heeft een inventarisnummer dat erg dicht bij de andere papyri uit deze collectie ligt. Cf. de comm. bij<br />
V.20 en deel 2.5.2.3.2.<br />
679 Daarbij formuleerde ik nog een andere hypothese. De schenking van de 'auxiliaprivileges' na de afzwaai aan<br />
peregrini die bij de legioenen in dienst traden, is volgens mij niet beperkt tot Legio XXII Deiotariana, maar kwam<br />
bij alle legioenen voor. Cf. deel 2.5.1.3.2. Wanneer men dit aanvaardt, zou tekst IV de allereerste keer zijn dat we<br />
de schenking van de drie privileges (die begon vanaf keizer Claudius) aan auxiliasoldaten en peregrini die in<br />
dienst traden bij de legioenen bij hun afzwaai, in de papyrologische of epigrafische bronnen terugvinden. Het<br />
eerste militaire diploma dateert immers pas van 52 n. C.<br />
680 P. Mich. VII 432 en P. Ryl. IV 611. Cf. deel 2.5.1.3.2 en deel 2.5.2.3.1.<br />
681 Men mag de term aigyptios niet verwarren met Egyptenaar. De meeste onderzoekers aanvaarden dat aigyptioi<br />
uit de klasse van de metropolitai (die van Griekse afkomst waren) wel in de legioenen konden treden en dan het<br />
burgerrecht verkregen bij inschrijving. Pompeius Niger behoorde niet tot de metropolitai (cf. deel 2.5.1.2, vooral<br />
deel 2.5.1.2.2) en verkreeg zijn burgerrecht na zijn afzwaai.<br />
189