De Dialectica van Johannes Caesarius (ca. 1468 – 1550)
De Dialectica van Johannes Caesarius (ca. 1468 – 1550)
De Dialectica van Johannes Caesarius (ca. 1468 – 1550)
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
108 Hoofdstuk 6. Commentaar op tractaat 9<br />
esse probatio. Atqui ideo haec propositio totam continet probationem, et<br />
cum inde nascitur argumentum, recte locus, id est argumenti sedes vo<strong>ca</strong>tur.<br />
Ut vero extra posita propositio maxima vires afferat argumento, tale sit<br />
exemplum. Sit propositum demonstrare quoniam invidus sapiens non est.<br />
Invidus est qui alienis affligitur bonis; sapiens autem bonis non affligitur<br />
alienis; invidus igitur sapiens non est. In hac igitur argumentatione propositio<br />
quidem maxima non videtur inclusa, sed argumentationi vires ipsa<br />
maxima subministrat. Est enim huic syllogismo fides ex ea propositione per<br />
quam cognoscimus, quorum diversa est diffinitio, ipsa quoque diversa esse.<br />
Est autem in diffinitione invidi, alienis bonis tabascere, quod quoniam non<br />
venit in sapientem, idcirco sapiens ab invido sejungitur.”<br />
p. 78, r. 22, Quae praeterea. Zoals eerder gezegd heeft <strong>Caesarius</strong> tot nog<br />
toe niet uitgelegd wat een maximale propositie is. Hij zal dit pas doen in<br />
hoofdstuk 6. Daarom is het raar dat <strong>Caesarius</strong> hier schrijft dat de genoemde<br />
maximale propositie ‘zo bekend is dat ze geen bewijs <strong>van</strong> buitenaf nodig<br />
heeft, jazelfs een bewijs kan zijn voor andere [proposities]’ waarbij hij er <strong>van</strong><br />
uit gaat dat zijn lezers al weten wat een maximale propositie is. <strong>De</strong> oplossing<br />
voor deze vreemd geplaatste opmerking is eenvoudig: de opmerking<br />
is onderdeel <strong>van</strong> een grotere passage die <strong>Caesarius</strong> overneemt uit Boëthius<br />
(zie boven) en deze heeft op dit punt in zijn werk wel al uitgelegd wat een<br />
maximale propositie is.<br />
p. 78, r. 34, argumenti. Ook p. 78, r. 34 t/m p. 78, r. 41 is een vreemde<br />
passage voor wie de intertekstualiteit in dit hoofdstuk niet opmerkt.<br />
In hoofdstuk 2 heeft <strong>Caesarius</strong> namelijk net gezegd in welke betekenis <strong>van</strong><br />
het woord hij ‘argument’ gebruikt en waarin ‘argument’ in deze betekenis<br />
verschilt <strong>van</strong> ‘argumentatie’. En nu vertelt hij hier, in hoofdstuk 5, dat ‘argument’<br />
hier en elders in verschillende betekenissen gebruikt wordt. <strong>De</strong> ene<br />
keer betekent het maximale propositie (dus in voorbeeld (2) onderdeel 1, in<br />
voorbeeld (3) 4), de andere keer het hele bewijs <strong>van</strong> de argumentatie zelf<br />
(tota ipsius argumentationis probatio, waarschijnlijk bedoelt hij hiermee alle<br />
onderdelen, in (2) 1 t/m 3, in (3) 1 t/m 4), dan weer de argumentatie zelf<br />
(ipsa argumentatio quae maxima propositione confirmari solet, in (2) en (3)<br />
1 t/m 3). Tot slot, als vierde betekenis <strong>van</strong> het woord ‘argument’, noemt<br />
<strong>Caesarius</strong> de betekenis die hij zelf in hoofdstuk 2 heeft gegeven. Daar zei hij<br />
dat hij zelf ‘argument’ zou gebruiken in de betekenis <strong>van</strong> ‘de middenterm<br />
(terminus medius) <strong>van</strong> een argumentatie’. Dat <strong>Caesarius</strong> hier niet vast kan<br />
houden aan de definitie <strong>van</strong> ‘argument’ zoals hij die in hoofdstuk 2 heeft<br />
gegeven en moet uitleggen in welke betekenissen het woord ‘argument’ kan<br />
worden gebruikt, komt doordat hij in dit hoofdstuk grote delen woordelijk<br />
overneemt <strong>van</strong> Boëthius die ‘argument’ gebruikt in een andere betekenis dan<br />
<strong>Caesarius</strong>.