De Dialectica van Johannes Caesarius (ca. 1468 – 1550)
De Dialectica van Johannes Caesarius (ca. 1468 – 1550)
De Dialectica van Johannes Caesarius (ca. 1468 – 1550)
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
3.3 Barbaarse sofisten 35<br />
(antieke) auteurs, maar verzonnen zijn omdat ze goed in hun (taalfilosofische)<br />
theorie passen. <strong>Caesarius</strong> beschuldigt ze er<strong>van</strong> dit te doen in<br />
het onderstaande voorbeeld:<br />
(1) Elk dier is niet een substantie (Omne animal substantia non est)<br />
Elke mens is een dier (Omnis autem homo est animal)<br />
Geen enkele mens is een substantie (Igitur nullus homo substantia<br />
est)<br />
Volgens scholastieke logici is deze redenering niet geldig omdat ‘substantie’<br />
in de maior niet universeel genomen is, want dan had de ontkenning<br />
vóór ‘substantie’ moeten staan. Volgens <strong>Caesarius</strong> hebben<br />
‘de sofisten’ de regel dat de plaats <strong>van</strong> de negatie invloed heeft op de<br />
betekenis <strong>van</strong> de propositie ‘naar eigen goeddunken ingevoerd, tegen<br />
de gewoonte in <strong>van</strong> de schrijvers en <strong>van</strong> hen die goed hebben leren<br />
spreken.’ 26 ‘Gewoonte’ (consuetudo) is een belangrijk begrip bij humanisten:<br />
het taalgebruik zoals dat daadwerkelijk in antieke teksten is<br />
geattesteerd is de maatstaf voor goed Latijn en de sofisten verminken<br />
de taal door het primaat te leggen bij de taalfilosofische theorie. 27<br />
Een andere interessante passage is fol. 80r-v. Hier vraagt <strong>Caesarius</strong><br />
zich af waarom ‘die goede man’ (bonus vir ille, Petrus Hispanus) geen<br />
tractaat heeft geschreven over demonstratie zoals hij ook op de andere<br />
onderdelen <strong>van</strong> de Aristotelische logi<strong>ca</strong> een inleiding heeft gemaakt.<br />
Enige kennis <strong>van</strong> demonstratie is namelijk vereist voor de wiskunde en<br />
daarom werden jongens vroeger ook in demonstratie getraind. <strong>Caesarius</strong><br />
verzucht: “Werd dat <strong>van</strong>daag de dag ook nog maar nageleefd en<br />
liet men die ijdele woordzifterijen maar voor wat het was.” 28 <strong>Caesarius</strong><br />
heeft wel een vermoeden waarom Petrus Hispanus niet over demonstratie<br />
heeft geschreven: Petrus dacht dat dit deel <strong>van</strong> de dialecti<strong>ca</strong> zich<br />
niet leende voor die sofistische spitsvondigheden en inhoudsloze beuzelarijen<br />
waarmee alle scholen zich in zijn tijd mee bezig hielden. 29 <strong>Caesarius</strong><br />
vindt het een schande dat terwijl deze flinterdunne beuzelarijen<br />
als de heersende opinie werden gedoceerd, de beste schrijvers <strong>van</strong> de<br />
26 <strong>Caesarius</strong>, <strong>Dialecti<strong>ca</strong></strong>, 128r: “Verum id ita sophistae pro arbitrio statuerunt, contra<br />
autorum et eorum qui recte loqui didicerunt consuetudinem.”<br />
27 Ook bij Valla speelt dit begrip een grote rol, zie bijvoorbeeld Mack, Renaissance<br />
Argument, pp. 94-95.<br />
28 <strong>Caesarius</strong>, <strong>Dialecti<strong>ca</strong></strong>, 80r: “Quod utinam hodieque observaretur omissis frivolis <strong>ca</strong>-<br />
villationibus.”<br />
29 <strong>Caesarius</strong>, <strong>Dialecti<strong>ca</strong></strong>, 80v: “Sed ego iam <strong>ca</strong>usam ipsam vel subolfacere videor, quod<br />
videlicet haec pars dialecti<strong>ca</strong> visa sit illi haudquamquam idonea ad sophisti<strong>ca</strong>s <strong>ca</strong>ptiunculas<br />
et steriles illas nugas, quibus per id temporis quo vir ille claruit, scholae omnes atque<br />
literarii ludi non tam va<strong>ca</strong>bant sedulo, quam strepebant acriter.”