20.06.2013 Views

De Dialectica van Johannes Caesarius (ca. 1468 – 1550)

De Dialectica van Johannes Caesarius (ca. 1468 – 1550)

De Dialectica van Johannes Caesarius (ca. 1468 – 1550)

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

6.2 Een commentaar op de afzonderlijke hoofdstukken 99<br />

gen bewondering voor Agricola te ondersteunen met de opvatting <strong>van</strong> twee<br />

humanistische autoriteiten. Hermolaus Barbarus heeft een grafschrift voor<br />

Agricola geschreven:<br />

“<strong>De</strong> jaloerse schikgodinnen hebben met deze steen Rudolf Agricola ingesloten,<br />

de hoop <strong>van</strong> Friesland en de trots <strong>van</strong> de zon. Germanië heeft<br />

namelijk door deze man, toen hij leefde, zoveel roem verworven als Italië,<br />

als Griekenland bezit.” 13 Waarschijnlijk doelt <strong>Caesarius</strong> op dit grafschrift.<br />

Erasmus mag wel de grootste humanist <strong>van</strong> zijn tijd genoemd worden.<br />

Het is mogelijk dat Agricola Erasmus’ held was. 14 Ze zouden elkaar kennen<br />

via Alexander Hegius die een vriend <strong>van</strong> Agricola en een <strong>van</strong> de eerste<br />

leraren <strong>van</strong> Erasmus was. Erasmus is geenszins terughoudend in het prijzen<br />

<strong>van</strong> Agricola. Op welke passage <strong>Caesarius</strong> doelt wanneer hij schrijft<br />

dat Erasmus Agricola prees, weten we niet; er zijn er verscheidene. In een<br />

brief uit 1489 aan Cornelius Gerardus noemt hij Agricola “een man die niet<br />

alleen uitstekend is opgeleid in alle vrije kunsten, maar ook zeer kundig is<br />

in de welsprekendheid en de dichtkunst. Bovendien kende hij niet minder<br />

goed Grieks dan Latijn.” (Rodolphus Agricola, vir cum omnium liberalium<br />

artium egregie eruditus, tum oratoriae atque poeti<strong>ca</strong>e peritissimus. <strong>De</strong>nique<br />

et Grae<strong>ca</strong>m linguam non minus quam Latinam <strong>ca</strong>lluit). 15 In Adagium 339,<br />

waarin Erasmus het Griekse spreekwoord ‘Wat hebben een hond en een bad<br />

gemeenschappelijk?’ bespreekt, vindt Erasmus een aanleiding om Agricola<br />

uitgebreid te prijzen aangezien hij dit spreekwoord <strong>van</strong> Agricola heeft geleerd:<br />

“Ik verwijs naar dit spreekwoord met des te meer plezier omdat het<br />

mijn herinnering aan en verlangen naar Rudolf Agricola uit Friesland opfrist<br />

en hernieuwt, de man met de grootste publieke eer <strong>van</strong> heel Germanië en<br />

Italië: <strong>van</strong> Duitsland omdat deze hem heeft voortgebracht, <strong>van</strong> Italië omdat<br />

die hem heeft onderricht in de beste letteren. Want deze kant <strong>van</strong> de Alpen<br />

heeft nooit iets voortgebracht wat volmaakter was in alle literaire gaven dan<br />

hij. Laat dit gezegd zijn zonder jaloezie. Er was geen enkele eervolle discipline<br />

waarin deze man niet de strijd kon aangaan met de grootste meesters.<br />

Onder de Grieken was hij de beste Griek <strong>van</strong> ieder, onder de Latijnen de<br />

beste Latijn.” (Hoc equidem adagium eo libentius refero, quod mihi refri<strong>ca</strong>t<br />

renovatque memoriam pariter ac desiderium Rodophi Agricolae Frisii, quem<br />

ego virum totius tum Germaniae tum Italiae publico summoque honore nomino:<br />

illius quae genuerit, huius quae literis optimis instituerit. Nihil enim<br />

unquam hoc cisalpinus orbis produxit omnibus literariis dotibus absolutius,<br />

13 “Invida clauserunt hoc marmore fata Rodolphum/ Agricolam, Frisii spemque decusque<br />

soli,/ Scilicet hoc vivo meruit Germania laudis/ Quidquid habet Latinum, Graecia quicquid<br />

habet.” Dit epitaaf wordt geciteerd in Erasmus, Adagia 339. Zie Erasmus, Opera<br />

omnia, deel II.1, p. 440. Zie ook H. E. J. M. <strong>van</strong> der Velden, Rodolphus Agricola (Roelof<br />

Huusman): een Nederlandsch humanist der vijftiende eeuw, Leiden: Sijthoff, 1911, pp.<br />

254-256.<br />

14 Mack, Renaissance Argument, p. 303.<br />

15 Erasmus, Opus Epistularum, deel I, pp. 105-106.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!