20.06.2013 Views

De Dialectica van Johannes Caesarius (ca. 1468 – 1550)

De Dialectica van Johannes Caesarius (ca. 1468 – 1550)

De Dialectica van Johannes Caesarius (ca. 1468 – 1550)

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

128 Hoofdstuk 6. Commentaar op tractaat 9<br />

in bovenstaand schema overgenomen) en een enkele keer geeft hij juist de<br />

hele argumentatie behalve de conditionele premisse. <strong>Caesarius</strong> maakt geen<br />

onderscheid tussen si(als)-proposities (waarin het antecedens niet is aangenomen)<br />

en ergo(dus)-inferenties (waarin het antecedens wel is aangenomen).<br />

Bij Bird lezen we dat men deze twee dingen ook in de veertiende eeuw door<br />

elkaar haalde. 33<br />

<strong>De</strong> maximale proposities, die <strong>Caesarius</strong> hier niet expliciet geeft, dienen<br />

steeds om de waarheid <strong>van</strong> de conditionele premisse te ondersteunen. 34<br />

<strong>De</strong> argumentaties <strong>van</strong> geheel qua wijze verschillen <strong>van</strong> de andere drie<br />

nieuwe manieren <strong>van</strong> geheel op één opvallend punt. Bij de argumentaties<br />

<strong>van</strong>uit het geheel naar de delen zien we bij geheel qua wijze een destructief<br />

voorbeeld terwijl alle andere manieren <strong>van</strong> geheel een constructieve argumentatie<br />

geven. <strong>De</strong> situatie bij argumentaties <strong>van</strong>uit de delen naar het<br />

geheel is precies omgekeerd: hier zien we bij geheel qua wijze een constructieve<br />

argumentatie en bij de andere manieren <strong>van</strong> geheel een destructieve.<br />

Hierin komt geheel qua wijze overeen met geheel als geslacht, en de andere<br />

drie manieren (qua kwantiteit, tijd en plaats) komen in argumentatiestructuur<br />

overeen met integraal geheel. Bij geheel qua wijze is het namelijk, net<br />

als bij geheel qua geslacht, zo dat één deel al voldoende voorwaarde is voor<br />

het geheel (als iemand stapvoets loopt, loopt hij namelijk zonder meer). Bij<br />

de andere drie wijzen is het zo dat alle delen noodzakelijke voorwaarden<br />

zijn voor het geheel (pas als God elk afzonderlijk deel <strong>van</strong> de tijd is, mogen<br />

we concluderen dat hij altijd is). Zie ook het commentaar op het vorige<br />

hoofdstuk.<br />

Merk het verschil op tussen geheel qua kwantiteit als geheel als geslacht.<br />

Pas als we elk dier afzonderlijk zien zeggen we naar waarheid dat we elk dier<br />

(omne animal) zien, maar als we alleen een koe zien, zeggen we wel al naar<br />

waarheid dat we een dier zien.<br />

Boëthius geeft dezelfde wijzen <strong>van</strong> geheel naast geheel als geslacht en<br />

integraal geheel als <strong>Caesarius</strong> (Boëthius, DDT 1189A13-15). Boëthius geeft<br />

ook dezelfde argumentaties als voorbeelden hierbij (Boëthius, DDT 1189A15-<br />

C2). <strong>De</strong> enige verschillen zijn dat Boëthius de vraag behandelt of de ziel zich<br />

beweegt waar <strong>Caesarius</strong> de vraag stelt of God zich beweegt en dat Boëthius<br />

geen voorbeeld geeft <strong>van</strong> een argumentatie <strong>van</strong>uit het deel naar het geheel<br />

op het gebied <strong>van</strong> plaats. Bovendien zegt Boëthius nergens of het gaat om<br />

een constructief of destructief argument.<br />

33<br />

O. Bird, ‘The Formalizing of the Topics in Medieval Logic’, Notre Dame Journal of<br />

Formal Logic 1 (1960), p. 148.<br />

34<br />

Zie Stumps commentaar op deze passage bij in Boëthius, <strong>De</strong> topicis differentiis<br />

[Stump], p. 121.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!