De Dialectica van Johannes Caesarius (ca. 1468 – 1550)
De Dialectica van Johannes Caesarius (ca. 1468 – 1550)
De Dialectica van Johannes Caesarius (ca. 1468 – 1550)
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
120 Hoofdstuk 6. Commentaar op tractaat 9<br />
3. Tot slot kan een argumentatie redeneren <strong>van</strong>uit de definitie naar het<br />
gedefinieerde, maar ook andersom.<br />
Voor elk <strong>van</strong> deze variaties is er een aparte maximale propositie. <strong>De</strong> bovengenoemde<br />
wijzen <strong>van</strong> variatie geven de volgende verschillen in maximale<br />
propositie:<br />
1. Waaraan de definitie toekomt, daaraan komt ook het gedefinieerde toe<br />
vs.<br />
Wat aan de definitie toekomt, dat komt ook aan het gedefinieerde toe<br />
2. Waaraan de definitie toekomt, daaraan komt ook het gedefinieerde toe<br />
vs.<br />
Waaraan de definitie niet toekomt, daaraan komt ook het gedefinieerde<br />
niet toe<br />
3. Waaraan de definitie toekomt, daaraan komt ook het gedefinieerde toe<br />
vs.<br />
Waaraan het gedefinieerde toekomt, daaraan komt ook de definitie toe<br />
Merk op dat alleen het laatste onderscheid gepaard gaat met een onderscheid<br />
in differentia (‘<strong>van</strong>uit de definitie’ vs. ‘<strong>van</strong>uit het gedefinieerde’). Bij<br />
de andere variaties is de differentia steeds hetzelfde (‘<strong>van</strong>uit de definitie’)<br />
en verschilt alleen de maximale propositie. Nu begrijpen we ook de opmerking<br />
in het begin <strong>van</strong> hoofdstuk 7 dat een differentia universeler is dan een<br />
maximale propositie en verschillende maximale proposities bevat.<br />
p. 81, r. 34, ex seipso intelliget. <strong>Caesarius</strong> meent dat zijn opmerking<br />
dat met al deze variaties een verschil in maximale propositie correspondeert<br />
eigenlijk overbodig is, omdat goede leerlingen dat uit zichzelf ook al hadden<br />
begrepen. Hadden ze dat niet uit zichzelf al begrepen, dan is het volgens<br />
<strong>Caesarius</strong> nutteloos (inutilis) dat ze zich aan deze studie wijden.<br />
p. 81, r. 36, transeundum. <strong>Caesarius</strong> zou nu overgaan op de bespreking<br />
<strong>van</strong> de andere soort intrinsieke loci (die waar<strong>van</strong> de termen volgen<br />
op de substantie (consequuntur substantiam)), ware het niet dat hij eerst<br />
wil wijzen op een overeenkomst die de differentia ‘<strong>van</strong>uit de kenmerkende<br />
eigenschap’ (a proprio) heeft met de in dit hoofdstuk besproken differentiae.<br />
p. 81, r. 38, firma est et perpetua ratio consequendi. <strong>De</strong> verhouding <strong>van</strong><br />
de definitie tot het gedefinieerde, <strong>van</strong> de omschrijving tot het omschrevene<br />
en <strong>van</strong> de interpretatie tot het geïnterpreteerde is volgens <strong>Caesarius</strong> dezelfde<br />
als die <strong>van</strong> de kenmerkende eigenschap tot dat waar<strong>van</strong> het de kenmerkende<br />
eigenschap is (a proprio ad id cuius est proprium). Waarschijnlijk bedoelt