De Dialectica van Johannes Caesarius (ca. 1468 – 1550)
De Dialectica van Johannes Caesarius (ca. 1468 – 1550)
De Dialectica van Johannes Caesarius (ca. 1468 – 1550)
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
66 Hoofdstuk 4. <strong>De</strong> topi<strong>ca</strong> voor <strong>Caesarius</strong><br />
het vinden <strong>van</strong> een argument. Maar over wát een differentia nu precies<br />
vindt is onenigheid. Ik volg Stump in haar opvatting dat de differentia het<br />
instrument is om de vereiste middenterm te vinden. 24 Een voorbeeld:<br />
(2) Premisse 1: Elke deugd is nuttig<br />
Premisse 2: Rechtvaardigheid is een deugd<br />
Conclusie: Dus is rechtvaardigheid nuttig<br />
Maximale propositie: wat toekomt aan het geslacht komt toe aan de<br />
soort<br />
Differentia: <strong>van</strong>uit het geslacht.<br />
We willen concluderen dat ‘nuttig’ wordt geprediceerd <strong>van</strong> ‘rechtvaardigheid’.<br />
We zoeken dus iets dat deze predi<strong>ca</strong>tie rechtvaardigt, namelijk een<br />
middenterm 1) waar<strong>van</strong> ‘nuttig’ wordt geprediceerd en 2) die zelf wordt geprediceerd<br />
<strong>van</strong> ‘rechtvaardigheid’. <strong>De</strong> differentia ‘<strong>van</strong>uit het geslacht’ brengt<br />
ons op het spoor de middenterm te zoeken in het geslacht <strong>van</strong> rechtvaardigheid,<br />
namelijk deugd. <strong>De</strong>ugd blijkt te voldoen aan beide eisen. In deugd<br />
hebben we dus een geschikte middenterm gevonden: een term die rechtvaardigheid<br />
en nuttig verbindt.<br />
Nu de differentia het eigenlijke instrument <strong>van</strong> het vinden is, is de rol<br />
<strong>van</strong> de maximale propositie niet zozeer het vinden <strong>van</strong> een argument als wel<br />
het confirmeren of valideren <strong>van</strong> een (gevonden) argumentatie. Op het moment<br />
dat je met behulp <strong>van</strong> differentia de middenterm hebt gevonden, laat<br />
je met behulp <strong>van</strong> de maximale propositie zien dat de gewenste conclusie<br />
hieruit volgt. Vaak is deze validatie <strong>van</strong> een twijfelachtige status en zouden<br />
wij, onder welke analyse ook, het argument nooit als een (formeel) geldig<br />
argument beschouwen. Formele geldigheid is voor Boëthius dan ook niet het<br />
criterium in de dialecti<strong>ca</strong>. Het gaat om waar-schijnlijke argumenten, want<br />
het doel <strong>van</strong> de dialecti<strong>ca</strong> is overtuigen. Het is onduidelijk wat Boëthius<br />
precies met ‘waarschijnlijke argumenten’ (probabilia argumenta) bedoelt. Is<br />
‘waarschijnlijk’ hier, zoals bij Aristoteles, een aanduiding <strong>van</strong> de status <strong>van</strong><br />
de premissen of <strong>van</strong> de argumentatievorm zelf? Met andere woorden: verschillen<br />
een demonstratief en een dialectisch syllogisme ook bij Boëthius<br />
alleen in de status <strong>van</strong> de premisse of is een dialectische argumentatie <strong>van</strong><br />
een lagere graad <strong>van</strong> geldigheid dan een demonstratief syllogisme?<br />
<strong>De</strong> differentiae zijn ingedeeld in drie hoofdgroepen volgens de Themistiaans-<br />
Boëthiaanse lijst: differentiae zijn intrinsiek, extrinsiek of intermediair. Als<br />
het argument en de maximale propositie te maken hebben met de natuur <strong>van</strong><br />
het subject of het predi<strong>ca</strong>at in de dialectische vraag, dan zijn de maximale<br />
propositie en de differentia intrinsiek. Als het argument en de maximale propositie<br />
gaan over iets wat buiten de natuur <strong>van</strong> het subject of het predi<strong>ca</strong>at<br />
24 Volgens Jan Pinborg gaat het om het vinden <strong>van</strong> een vereiste premisse, zie J. Pinborg,<br />
Logik und Semantik im Mittelalter: ein Überblick, Stuttgart: Frommann-Holzboog, 1972,<br />
pp. 21-26, pp. 69-70.