20.06.2013 Views

De Dialectica van Johannes Caesarius (ca. 1468 – 1550)

De Dialectica van Johannes Caesarius (ca. 1468 – 1550)

De Dialectica van Johannes Caesarius (ca. 1468 – 1550)

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

6.2 Een commentaar op de afzonderlijke hoofdstukken 113<br />

we de argumentatie:<br />

(5) Een mossel is een bezielde substantie die in staat is waar te nemen<br />

Dus een mossel is een dier<br />

<strong>De</strong> premisse dat een dier een ‘bezielde substantie die in staat is waar te<br />

nemen’ is wordt niet gegeven.<br />

<strong>De</strong> locus als differentia is dus gehaald uit of ontleed aan één <strong>van</strong> de termen<br />

die in de vraag al genoemd waren: in dit geval het subject ‘dier’. <strong>De</strong><br />

locus wordt genoemd ‘<strong>van</strong>uit de definitie’ omdat de derde term zich tot het<br />

subject verhoudt als definitie tot gedefinieerde.<br />

p. 80, r. 15, scrupulus. Dat een mossel een dier is kon voordat de<br />

argumentatie was opgesteld betwijfeld worden (dubitari poterat). <strong>De</strong> moeilijkheid<br />

was namelijk dat mosselen geen ander zintuig hadden dan voor eten<br />

en gevaar, dat wil zeggen de zintuigen smaak en tast, en men niet wist of<br />

het dan wel een dier was. Voor deze opvatting over mosselen verwijst <strong>Caesarius</strong><br />

naar Aristoteles en Plinius. Bij Aristoteles heb ik geen passage <strong>van</strong><br />

deze strekking kunnen vinden. <strong>De</strong> opmerking <strong>van</strong> <strong>Caesarius</strong> vinden we wel<br />

terug in Plinius maior, Naturalis historia, IX, 90.2: “Het ontbreekt mosselen<br />

aan zicht en aan elk ander zintuig dan voor voedsel en voor gevaar”<br />

(Carent conchae visu omnique sensu alio quam cibi et periculi). Nu heeft<br />

volgens <strong>Caesarius</strong> de derde term (‘bezielde substantie die in staat is waar te<br />

nemen’) deze moeilijkheid opgelost en de twijfel weggenomen: een mossel<br />

is een ‘bezielde substantie die in staat is waar te nemen’ (blijkbaar is het<br />

hebben <strong>van</strong> twee zintuigen genoeg deze kwalifi<strong>ca</strong>tie te krijgen) en dus een<br />

mossel is een dier. <strong>De</strong>ze derde term is het bewijs (probatio) en het argument<br />

<strong>van</strong> de argumentatie.<br />

p. 80, r. 19, maxima superveniens propositio. Vervolgens neemt de<br />

maximale propositie, die luidt “waarover de definitie niet wordt geprediceerd,<br />

daarover wordt het gedefinieerde ook niet geprediceerd”, de laatste<br />

twijfel weg voor het geval iemand mocht twijfelen wat de verhouding is <strong>van</strong><br />

de definitie tot het gedefinieerde. Het lijkt erop dat de maximale propositie<br />

hier door <strong>Caesarius</strong> niet als premisse <strong>van</strong> de argumentatie is gebruikt,<br />

maar <strong>van</strong> buiten af de argumentatie kracht verleent (zie het onderscheid in<br />

hoofdstuk 5).<br />

We zien hier dat bij het zoeken naar argumenten de belangrijkste rol<br />

is weggelegd voor de differentiae. Pas wanneer een geschikte derde term is<br />

gevonden met behulp <strong>van</strong> de differentiae is er een functie voor de maximale<br />

proposities. Hun rol is niet zo zeer het vinden <strong>van</strong> een argument als wel het<br />

confirmeren <strong>van</strong> de argumentatie. We zagen dit ook al bij Boëthius (4.2).

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!