Johan Nieuhofs Gedenkweerdige Brasiliaense zee ... - Sabrizain.org

2.8
G E D E N K W A
Schuilt het zich. Het uit zeer zelden
cengeluit van liii: bynaals een jonge
Icat. Al wat het mee de klaeuwen
grijpt, vat het zeer vaft.
Mieren-eeter.
Demieren-eeterwordtalzooby de
onzen genoemt, dewijl zijncfpijzeen
voeffclnietandersals mierenis.
Hy is twccdcriei : want d'cen wort
by d'o nzcn de i^rootc , en d'andcre de
kleine Mierenecter genoemt. De
Brafilianen noemen de kleine miereneeter
'Tamandnai^cn de grootc Taman-
duai-Guacii.
Hefis eenviervcctigh dier , van de
grootealscen hont: heeft een ronde
kopen een zeer bngc fnuit,en fcherpe
bek, zonder tanden. De kop met de
fnuiris ontrent een voet langh of lan-
ger.
De tongh is rontachtigh en zom-
tijts meer als vijf en twintigh duimen
Ja derdehal ve voet lang. Wanneer
hy mieren wil eeten , (leekt hy
dieuicjCn Icitzezoo langh op den mieren-
hoop, tot dat die vol mieren is, en
flokt dezelve dan op.
D'ooren zijn rontachtigh. De fleert
is ruigh, als een floffcr.
Het is geen rad dier : macr zeer lang-
zacm van gang: waerom men het met ,
de handen op het vele vangen kan. I
De kleine mieren-eetensccn diert- !
je van groote als een Brafiliaenfe vos '
ofgrooter, en een voet lang. |
/^en de voorfte pooten zijn vier ^
kromme klauwen : twee groote dikke |
Het viervoetigh gedierte, T^^»' en
7