Johan Nieuhofs Gedenkweerdige Brasiliaense zee ... - Sabrizain.org

5c8 C, E D
netnen. Derhalve benootHugo weer
na de Kaep tegaen , en zich daer ecrfl:
van levens- middelen te voorzien.
Waei-opdePijl en Booghdesnamiddnghs
het anker lichten en tzcil gin-
gen. Zy hadden in het uitzcilen twintigh,
vijfcntwintigh en dertigh, en
dan weer twintigh en viif en tvvinngh
vadem wateis, en voeren tegen den
avont voorby cene zantplact, Ziüde
ten Welle en Noordc ten C)oftc van
hetgrootlkeilant van de drie, op de
hoek van /v (?w^H//ö,ontrenrdrie mylcn
van heteilant , en van het Noordelijkfteianten
het groot eilanr Nonljy.
Aldus is aldacr onze fchnjver, Johan
Nieuhof, gebleven , die zoo vele
jaren te water en te lande , op zoo vele
vreemde kaften van Wcft - en Ooft-
Indien gezworven had , zonder men
tot noch toe iet zekers van hem vernomen
heeft.
De Pijl en Boogh vcrvolghden hunne
rcize, en waren den achrften op
twalef graden en vecrtigh minuircn,
en hadden des avond:sdc wcft- hoek
van St.Sebaftiaen Noord-ooft vi)fof
zes myien van hen,düch konden gene
gront peilen.
Des volgenden dneghs voeren zy
voorby een klein cilani je, dat vol hoo-
rnen ftont, gelegen drie mylen van de
Kaep S. Sebaftiaen. tn nacrdicn zy
doortegenwintcnftroom lang zwor
ven , zoo vervielen 2-y in groote onge-
makken, totCf.nrechtvacrdige ftrafFe
want zy met een lepel
voor Hugo ;
rijs cenecmael zich moften behelpen:
vvaer door niet weinigh volk krank
wiert en fterf.
Eindelijk, na langzukkelenenuifftaen
van vele armoede, hongeren
kommer, quamen de Pijl en Boogh,
den zeventienden van Wintermacnt,
aen de Kaep van Goeder Hoope:daer
Hugo niet al te wcllekom was :
ook
wiert de fchipper van den Boogh af-
gezet, uit oorzake hy zoo haeft was
wegge varen.
ENKWAERDIGE
De Pijl en Boogh lagen aldaerniec
meer als tien of twjief dagen, en gin-
na zy van lijftoght voorzien wa-
gen ,
ren, deneerften van Loumacnt, des
jaers zeftien hondert drie en zeventig,
weer tzeil : te weten ,de Pij! , om Hugo
na het eilandc Mauritius over te
brengen, en dan met een lading van ebbenhouc
na Batavii te gaen : en de
Boogh wederom na de plaetfe,daer hy
Nieuhof en het ander volk gelaten
had, om hen, indien zy noch in 'c leven
waren, van daer te halen.
N a de Pij 1 en
Boogh van malkande-
ren gefcheiden warcn,hecfcmcnin lan*»
^en t.jt van den Boogh niet vernomen:
liics men meende,dathy gebleven was.
D^^ eindelijk heeft men zekerhcit
bekomen, hoede maetshetfchip, uit
oorzake het gef n hooft had , afgeloopen,enaenMofanibiqucacndeFran-
fen verkocht hadden. Dies men niet
weet, of eenigh volk van de Boogh ter
gemelder plaetfe aen lant ge weeft zy,
of iet van Nieuhof vernomen hehbe.
De Bewinthcbbers ter kamer van
Amderdamhebbcneindelijk, op verzoek
van zijnen broeder, Hendrik
Nieuhof, des jaers zeftien hondert zes
en zeven tigh,bcfloten, een jaghtvan
de Kaep derwaerts re zenden , om re
vernemen , of ook iemant noch mocht
in 't leven zijn , om die dan van daer te
ha!en.
Hier op vertrok des jaers zeftien
hondert zes en zeventigh , den twee
entwintighften van Bloeimaent, het
jaght Voorhout van de Kaep derwaerts,
en quam den twintighften van
Herfftmaent wederom aen de Kaep
met twee hondert en vijftigh flaven:
met beright , hoe die van het jaght
den Koning gefproken hadden , maer
hadhy den vemfert gefpeeltjen nergens
van willen weten. Men heeft fedcrt,
voor en na, verfcheidc, doch on-
zekere rijdingen van ^''ieiihof en zijn
volk gehad ; maer het isongetwijftelt,
dat zy alle, in d'eerfte woede , door de
inwoonders dootgeflagen zijn.
EINDE.