eerste gezang

5oo BLADWIJZER DES
Dichtkunde, hoe hoogdraavend ze
is. 472.
Dieren, in'talgemeen befchouwd:
hebben een iegelijk hunn' ingefchapen'
aart en eigenfchappen,
die ze altoos volgen moeten.
286. & feq.
. Vieivoetige, hun aart in
't algemeen befchouwd. 3.38.
& feq. Opnoeming van 'twiide
Zwijn, Tijger, Beer, Luipaard,
Ezel, Pantber, Rhee, Wolf,
Vos, Inkhoorn, Aap, Kat,
• Muis. 359, Haar nut en onnut,
en hoe van de fchadelijke minder
, dan die voordeelig tot
's menfchen dienst zijn, geteeld
worden. 300. & feq. Naarftigheid
en behendigheid der Dieren
in 't algemeen. Dankzegging
daarvoor aan God.364.
.——.Bloedelooze. ZleBloedelooze.
r (Veldgedierten) in hoeverre
dezelve den mensch onderworpen
zijn. 355 £?feq.
Halfflachtige, als Beever,
Waterrot, Zeepaard, Krokodil
enz., befchreeven. 356. £? feq.
-• (het Rijk der) hoe grootelijks
menigvuldig , ontelbaar,
ja 't meerder gedeelte
zelfs daarvan nog onzienelijk
is- 334 £?ƒ«?.
Dolfijn, groote en allerfnelst zwemmende
Visch, door de ItaUaanen
den Zeeroover genoemd , en
waarom. 92. Wordt gezegd den
mensch niet vijandig te zijn. De
Hiftorie van AR ION, die door
zijne hulp het leeven behield,
daaröm ook verhaald ibid. & feq.
Donder en Blihfem , hoe veroorzaakt,
en deszelfs vreeslijke en
wonderbaare uitwerkingen. 103.
£ffeq. Wat van deeze en andere
buitengewoone veifchijnfelen
in de Natuur verkeerdelijk
gedacht wordt. 174. &?feq.
Driften. Zie Hartstogten.
Droomen, van waar, en hoé ze in
den mensch oorfpronglijk zijn.
394-
Druif, en derzelver rijke Oogst
befchreeven. 210. &?feq-
Drukkunst, zie Schrijf en Drukkunst.
Duif (Huis-), derzelver fraaiheden,
goede aart en waarin als
voorbeelden voor den mensch.
29r. £?feq.
Dwaazen, hoe ze door 't gebruik
van gezonde Reden kunnen geholpen
worden. 452.
Dijkpaalcn en Dijkfchuttingen van
fteen, in de Nederlanden, van de
Wormen doorboord, en ten
ondienst gemaakt. 332. &feq.
E.
Jjfbbe en Vloed tot nog niet recht
gekend. Derzelver nuttigheid
en beftemde tijden: NEWTONS
en anderer gedachten in deeze.
74 &?feq.
Eenden (Water-Een den) tegelijk
met eenige andere vogels befchreeven.
310.
Egypten, door Infeclen geftraft. 332.
Eigenliefde, (verkeerde) is oorzaak
der kwaade neigingen en hartstogten.
Wat groot verderf dezelve
. al uitwerkende is. 448. & feq.
Eigenzinnigheid doof zijnde voor
goeden raad , van wat kwaad
gevolg, ibid.
Êikenboomen, 't beste en duurzaamfte
hout: heuvels en hoog land zijn
er het dienftigst voor: en hunne
, Akers voor zwijnenvoedfel 240.
Eilanden, in 't algemeen befchouwd.
Zijn niet door aardbeevingen van
*c vaste land gebrooken; maar
overblijffels en zichtbaare blijken
van den algemeenen Zondvloed.
118. ff feq.
Elzenboomen,