21.06.2015 Views

I

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

genschappen van objecten als grootte of oriëntatie analyseert en samenvoegt. Kosslyn en<br />

Koenig spreken hier van een preprocessing subsysteem.<br />

De output van dorsale (pariëtale) en ventrale (temporale) gebieden in de posterieure schors<br />

convergeert in het associatieve geheugensysteem. Hierbij zijn waarschijnlijk dezelfde gebieden<br />

betrokken, die ook bij encodering van locatie- en objectinformatie een rol spelen, namelijk<br />

de pariëtale schors voor opslag van spatiële informatie, en de temporale schors voor<br />

opslag van objectinformatie.<br />

Een bijzondere eigenschap van neuronen in de inferieure temporale schors is daarbij dat zij<br />

niet op elementaire maar complexe kenmerken van objecten reageren. Voorbeelden hiervan<br />

zijn kenmerken als gezichten, handvormen, geometrische patronen. Volgens Tanaka komt<br />

dit omdat de code van deze objecten niet in enkele cellen, maar grotere neurale eenheden<br />

als kolommen of lokale netwerken is opgeslagen.<br />

In het associatief geheugen vindt een vergelijking plaats van binnenkomende informatie met<br />

bestaande geheugenrepresentaties, zogeheten templates of schemata. Hierbij gaat het<br />

primair om niet-spatiële informatie. Bij een perfecte match of overeenkomst in de temporale<br />

schors wordt een bekend object volledig herkend. Ook bij een onvolledige match kan echter<br />

toch een volledige en succesvolle identificatie plaatsvinden: het brein vult dan als het ware<br />

de ontbrekende delen zelf in. In het geval van een mismatch − zoals het waarnemen van een<br />

ongewoon, perceptueel sterk misvormd of geheel nieuw voorwerp − wordt echter een zoekproces<br />

opgestart dat tot doel heeft nieuwe aanvullende informatie te verzamelen uit de buitenwereld.<br />

Bij dit zoekproces zijn ook attentionele mechanismen betrokken. Deze laten de<br />

aandacht verspringen naar nieuwe locaties in het visuele veld. Ook het dorsale (waar) systeem<br />

wordt dan betrokken bij het identificatieproces, waarbij de spatiële kenmerken sterker<br />

gaan meespelen. Dit proces kan doorgaan totdat een kenmerk wordt gevonden dat een<br />

bevredigende match met de interne representatie oplevert, of − als het een geheel nieuw<br />

object betreft − totdat opslag van een nieuwe representatie heeft plaatsgevonden. Dit proces<br />

wordt ook wel visueel zoeken genoemd.<br />

Een belangrijk kenmerk van de hogere visuele waarneming is ons vermogen objecten in de<br />

ruimte te herkennen ondanks hun verschillende retinotope beeld. Als wij namelijk met onze<br />

ogen van links naar rechts bewegen, zullen alle voorwerpen in een kamer naar verschillende<br />

locaties op het netvlies verspringen. Er moet dus een mechanisme zijn dat er voor zorgt, dat<br />

retinotope coördinaten worden omgezet in spatiotope, dat wil zeggen ruimtelijke coördinaten.<br />

Hierbij zijn vooral neuronen in het pariëtale gebied (gebied 7a) betrokken. Het vermogen van<br />

het pariëtale schors de precieze locaties van voorwerpen in de ruimte te kunnen bepalen is<br />

opmerkelijk, gezien het feit dat het receptieve veld van dit gebied zeer groot is. Kennelijk<br />

vindt encodering in dit gebied niet plaats via precieze codering, maar via het mechanisme<br />

van grove codering, of brede tuning, dat in hoofdstuk 4 is besproken.<br />

137

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!