21.06.2015 Views

I

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Er kunnen drie vormen van impliciet geheugen worden onderscheiden, die qua onderliggende<br />

neurale mechanismen sterk van elkaar verschillen. De eerste vorm betreft priming,<br />

de tweede vorm betreft elementaire leerprocessen als habituatie, sensitisatie en klassiek<br />

conditioneren, en de derde vorm betreft sensomotorische leerprocessen. Priming heeft betrekking<br />

op de snellere herkenning of identificatie van een stimulus op grond van een eerdere<br />

aanbieding (zie verder 8.8.). Deze vorm van geheugen blijkt vooral met perceptuele<br />

gebieden in de posterieure schors te zijn geassocieerd. Habituatie is een elementaire vorm<br />

van leren, waarbij tengevolge van herhaalde aanbieding de respons op een prikkel wordt<br />

verzwakt. Bij sensitisatie wordt de respons op een prikkel juist versterkt, ten gevolge van<br />

aanbieding van een zeer intense stimulus zoals bijvoorbeeld een harde toon. Bij klassiek<br />

conditioneren vindt er een koppeling plaats tussen een onconditionele stimulus (UCS;<br />

meestal een schadelijke stimulus zoals een elektrische schok), en een tweede stimulus<br />

(CS, een neutrale stimulus zoals een toon). Deze door associatie gevormde geheugenrepresentaties<br />

zijn ten dele met motorische processen en ten dele met affectieve processen<br />

verbonden, en kunnen dus qua corticale opslagplaats zowel met corticale motorische<br />

schorsgebieden als met limbische structuren zoals amygdala zijn geassocieerd (zie verder<br />

hoofdstuk 9). Ook het het cerebellum blijkt een rol te spelen als opslagplaats van deze associatieve<br />

vormen van kennis.<br />

Sensomotorische leerprocessen hebben tenslotte betrekking op vaardigheden met een sterk<br />

motorisch karakter zoals het rijden op een fiets of spelen van een partijtje tennis. De opslag<br />

van deze vormen van ‘actiekennis’ vindt vermoedelijk vooral in de meer anterieure schorsgebieden<br />

plaats. Echter, ook subcorticale gebieden zoals het striatum en cerebellum kunnen<br />

daarbij als opslagplaats fungeren. Er zijn aanwijzingen dat dit laatste vooral bij sterke geautomatiseerde<br />

vaardigheden het geval is. In volgende paragrafen zal aan deze subvormen<br />

van impliciet geheugen nader aandacht worden besteed.<br />

8.4 Structuur en routes van het kortetermijngeheugen<br />

In tegenstelling tot het langetermijngeheugen dat opgevat kan worden als een netwerk waar<br />

passieve kennis is opgeslagen, heeft het kortetermijngeheugen betrekking op neurale netwerken<br />

waar de informatie of kennis in een actieve toestand verkeren. Het activeren van<br />

deze netwerken geschiedt echter via verschillende circuits, die in figuur 8.4 in kaart zijn<br />

gebracht. Het hier geschetste model sluit in grote lijnen aan bij modellen van het kortetermijngeheugen<br />

van onderzoekers als Norman, Fuster, Cowan en Näätänen. De drie belangrijkste<br />

subvormen van het kortetermijngeheugen worden hieronder kort beschreven.<br />

\<br />

211

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!