depressieve stoornissen, 162, 290, 291, 292 Descartes, 16, 17, 18, 22, 23, 25, 293 Desimone, 101, 136, 176, 178, 183, 184, 242 diencephalon, 45, 47, 50, 80, 104, 157, 210, 218, 219, 220, 226, 263 diepe slaap, 156 differentiële activatie, 157, 164 dipolen, 29, 31, 32, 33, 37, 182 dipoolmodel, 33 directe en indirecte afferente routes, 277 directe pad, 143, 323 directe receptoren, 60 directe route, 114, 251, 280, 322 'disengage', 'move' en 'engage', 11 disinhibitie, 49, 144, 161, 173 dispositionele representaties. Zie representatie divergentie, 54, 68, 94, 105, 106 DLPFC, 185, 186 DNA, 56 dolfijnen, 85 Donald, 20, 82, 89, 122, 191, 193, 315 Donald Hebb, 20 donkere zijde van aandacht, 186 dopamine, 34, 46, 47, 49, 59, 68, 143, 161, 162, 260, 276, 283, 285, 286, 287, 288, 290. 291 dorsaal striatum, 49 dorsale en ventrale routes, 133 dorsolaterale prefrontale, 54, 214 dorsolaterale prefrontale gebieden, 269 dorsolaterale prefrontale schors, 185 double gated channels, 229 DRAS, 159 drie-routes model (Rolls), 214 droomslaap, 46, 156 Droste effect, 25 Dual routes to action, 279 dubbele dissociatie, 28, 36 dubbele labelling, 26 Duncan, 168 dura mater, 43 Eccles, 22 Edelman, 60, 67, 86, 87, 193 EEG, 28, 29, 30, 32, 36, 159, 164, 193, 282, 337 eigenschapdualisme, 24 eigenschapdualisme, 23 Ekman, 252 emergente eigenschap, 24 emoties emoties en stemmingen, 249 emotionele leerprocessen, 224, 273 deelprocessen van emotie, 247, 248 en geheugen, 266 oculaire-dominantie kolommen, 132 encephalisatie, 78, 79 Encephalisatie, 78 encephalisatiequotiënt, 79 encodering, 13, 36, 137, 207, 208, 219, 310, 331 ensemblecodering, 107 entorhinale schors, 225, 226, 264 epigenese, 87 episodisch en semantisch geheugen, 209 EPSP, 59, 226, 228 EQ, 79 equipotentialiteit, 117 equipotentiality, 20 equivalente dipool, 30, 31 ERP, 28, 29, 30, 32, 37, 164, 172, 179, 180, 181, 186, 188, 190, 300, 337, 338 evaluatiemechanismen, 248, 250 evaluation checks, 248 event-related fMRI, 38 evolutieleer, 73, 76, 86 executieve controle, 104, 117, 189 exogene componenten, 179 explanatory unification, 8 expliciete kennis, 97, 209, 210, 222, 223, 224, 230, 231, 239 expressiekarakter van emoties, 252 expressiemechanismen, 174 extinctie, 165, 271 far fields, 33 ‘false memories’, zie verkeerde herinneringen feature integratie theorie, 168 feedback verbindingen, 67, 322 feedforward verbindingen, 67 FEF, 145, 151, 152 fenotype, 77 fight and flight, 246 fimbria, 226 first messengers, 59 fissura calcarina, 29, 32, 131 flight/fight system (FFS), 262 flitslamp herinneringen, 224 Flourens, 18 Fodor, 22, 23 fornix, 226, 227, 230, 264 fovea, 132 frontale gebied, 28 frontale oogvelden, 54, 119, 130, 150, 151, 167, 184 functionele cerebrale ruimte, 205 functionele connectiviteit, 113 functionele decompositie, 14 Functionele organisatie van de hersenschors, 112 fusiforme gyrus, 135 Fuster, 149, 153, 204, 205, 206, 207, 209, 211, 242 fylogenese, 45 GABA, 60, 161, 183, 288 Gall, 17, 18, 19 Gallup, 85 Gardners, 84 364
geconditioneerde oogknipreflex, 236 geconditioneerde vreesreactie, 277 gedistribueerde hiërarchische systemen, 113 gedistribueerde systemen, 56, 66, 117, 123 geheugen expliciet geheugen,162,204, 209, 210,266 geheugen als een meervoudig systeem motorisch geheugen, 46, 116, 144, 147, 205 206,209 impliciet geheugen, 207, 210, 211, 237 voor gezichten, 139 gelaatsexpressie, 83 gelaatsexpressies, 252 genetische codes, 77, 87 genotype, 77 Georgopoulos, 148 Geschwind-Wernicke model, 19 gesloten cirkelvormige velden, 33 gesloten hersenletsel, 215 getalbegrip en hersenen, 312 gevoel, 247 gevoel, 275 gevoelens en lichamelijke reacties, 253 Geyer, 260 gezichtspecifieke cellen, 271 gliacellen, 43 globale mapping, 67 globale maps, 56 globus pallidus, 48, 142 Goldman-Rakic, 70, 109, 112, 185, 213, 214 graceful degradation, 100 grandmother cell, 93 granulaire (korrelige) schors, 57 Gray, 262 grijpbewegingen, 151 grijpen van objecten, 149,150 grijze stof, 34, 43, 47, 51 grootmoedercel, 95, 106, 107 gyrus cinguli, 50, 51, 119, 225, 266, 284 gyrus dentatus, 225, 227, 229 habituatie, 104 Habituatie, 211, 235 Haenny en Spitzer, 177 halfwaarde tijd, 34, 36 Hebb, 20, 21, 22, 88, 92, 212, 227, 273 Hebbiaanse synaps, 91, 92 hemoglobine, 35 herkenning, 11, 12, 98, 101, 108, 114, 135, 205, 208, 211, 232, 272, 282, 283, 322, 327 hersenbeschadiging, 18, 24, 27, 216 hersenmassa, 73, 81 hersenstam, 6, 33, 43, 44, 45, 46, 47, 50, 63, 68, 74, 75, 80, 104, 141, 145, 152, 155, 157, 158, 159, 161, 162, 193, 206, 226, 247, 259, 263, 272, 276, 283, 285, 286, 287, 304 heterosynaptische modificatie, 92 Heyes, 85, 89 hiërarchisch netwerk, 118 hiërarchische opbouw, 14 hiërarchische organisatie, 74, 75, 112, 131, 204, 206 Hillyard, 179, 180, 182 hippocampus, 21, 26, 36, 43, 48, 50, 51, 57, 63, 68, 80, 93, 106, 116, 162, 173, 206, 210, 214, 215, 216, 217, 218, 219, 220, 222, 223, 224, 225, 226, 227, 229, 230, 231, 233, 234, 240, 242, 264, 265, 266, 269, 273, 279, 287, 289, 291, 298, 340 hogere controle processen, 113 hogere emotiesystemen, 262 hogere-orde perceptie, 134 Homo-erectus, 78, 80 Homo-habilis, 78 Homo-sapiens, 78, 80, 81 homunculus, 17, 24, 25, 62, 121, 122, 191 Hopfinger, 189 horizontaal, 43, 44, 65 Horizontale organisatie, zie cerebralel cortex Hubel en Wiesel, 65 hulpbron, 164, 169, 170, 337 hulpbrontheorieën, 170 hyperpolarisatie, 32 hypofyse, 51, 103 hypothalamus, 50, 51, 54, 68, 80, 103, 104, 155, 156, 159, 247, 263, 264, 266, 268, 269, 274, 275, 276, 279, 284, 286, 290, 291, 292 ideational centers, 173 impliciet geheugen, 207, 210, 211, 237 impliciete emoties, 247 impliciete kennis, 97, 207, 209, 210, 216 Impliciete representaties. Zie representatie Inattentional blindness, 186 indirecte pad, 143, 323 indirecte receptoren, 59 inferieure temporale schors (IT), 180 inferotemporale schors, 107, 134, 174, 220, 231, 240, 251, 277 infinite regress, 25, 122 inhibition of return’, 165, 184 insertie- of additiviteitsprincipe, 36 instructiegenereer systeem, 146 instrumenteel conditioneren, 258, 260, 269, 289 intelligentie, 11, 15, 83, 170 interactie, 17, 28, 105, 107, 185, 282, 292 interactie cognitie- en emotie 251 interferentie, 206, 208, 234 International Affective Picture System (IAPS), 246 intrusie, 169 'inverse' (terugwaartse) methode, 33 ionenkanalen, 58, 59 365
- Page 3 and 4:
Het hiërarchisch brein Auteur: Alb
- Page 5 and 6:
2.3.5 Intrinsieke connectiviteit: h
- Page 7 and 8:
8.6.4 Expliciet geheugen: tijdsverl
- Page 9 and 10:
Overzicht kaders Achtergrond, anato
- Page 11 and 12:
‘I am a brain, Watson. The rest o
- Page 13 and 14:
Deel 1 Basisbegrippen en mechanisme
- Page 15 and 16:
1 Achtergrond en uitgangspunten. 1.
- Page 17 and 18:
door weer aandacht te schenken aan
- Page 19 and 20:
Figuur 1.2 Eenvoudig hiërarchisch
- Page 21 and 22:
Kosslyn en Koenig hebben eveneens g
- Page 23 and 24:
Zo bleken patiënten met beschadigi
- Page 25 and 26:
Een belangrijk kenmerk van dit soor
- Page 27 and 28:
met elkaar corresponderen; lokale n
- Page 29 and 30:
een beweging. Dit komt omdat de pri
- Page 31 and 32:
Door de sterke benadrukking van spe
- Page 33 and 34:
De regel van Hebb Een simpele illus
- Page 35 and 36:
ter ontwerpen. Zij doet dat echter
- Page 37 and 38:
ing van werkgeheugen. Dit regelsyst
- Page 39 and 40:
Veel van deze kennis is ontleend aa
- Page 41 and 42:
1.6.3 EEG, MEG en ERP (ERF) Het ele
- Page 43 and 44:
equivalente dipool kan bijvoorbeeld
- Page 45 and 46:
schorslagen heen) elektrische activ
- Page 47 and 48:
op. Omdat de aanschaf en gebruik va
- Page 49 and 50:
Bij fMRI is de temporele precisie e
- Page 51 and 52:
Uiteindelijk doel hiervan is het in
- Page 53 and 54:
Testvragen • Beschrijf drie belan
- Page 55 and 56:
2 Anatomie en structurele organisat
- Page 57 and 58:
alleen te zien, als de hersenen vol
- Page 59 and 60:
estaat namelijk ook een circuit dat
- Page 61 and 62:
meestal wordt gebruikt als aanduidi
- Page 63 and 64:
De hippocampus is belangrijk voor h
- Page 65 and 66:
dere zintuigmodaliteiten, doorgrond
- Page 67 and 68:
Figuur 2.11 Schematische indeling v
- Page 69 and 70:
axon. Een veel voorkomende multipol
- Page 71 and 72:
openen en sluiten van deze kanalen
- Page 73 and 74:
alleen de bouwstenen van de neocort
- Page 75 and 76:
van het visuele veld, oriëntatiege
- Page 77 and 78:
In laag 5 bevinden zich vele grote
- Page 79 and 80:
netwerken die opgebouwd zijn uit kl
- Page 81 and 82:
Functionele connectiviteit is de vo
- Page 83 and 84:
Testvragen • Wat wordt bedoeld me
- Page 85 and 86:
3 Biologisch evolutionaire kenmerke
- Page 87 and 88:
geassocieerd. In het posterieure he
- Page 89 and 90:
nen in stroken of zones verderop te
- Page 91 and 92:
Log hersengewicht (gram) De mate va
- Page 93 and 94:
Aangenomen wordt dat vooral de pref
- Page 95 and 96:
en zelf geïnitieerde mentale voors
- Page 97 and 98:
Figuur 3.7 Chimpansees hebben van n
- Page 99 and 100:
Figuur 3.8 Edelmans principe van ne
- Page 101 and 102:
Aanbevolen literatuur Changeux, J.
- Page 103 and 104:
4 Over representaties, computaties
- Page 105 and 106:
Plasticiteit en reorganisatie Er zi
- Page 107 and 108:
Met de volgende twee eenvoudige voo
- Page 109 and 110:
maar die wel ons gedrag kunnen beï
- Page 111 and 112:
module of computationeel mechanisme
- Page 113 and 114:
thalamus naar de primaire visuele s
- Page 115 and 116:
4.4 De rol van controlesystemen De
- Page 117 and 118:
kingsprocessen en cognitieve taken.
- Page 119 and 120:
persoon − niet in de hippocampus
- Page 121 and 122:
tergrond behoren dit niet vertonen.
- Page 123 and 124:
Hoofdstuk 5 Functionele organisatie
- Page 125 and 126:
temen genoemd. Een voorbeeld hierva
- Page 127 and 128:
echtstreeks doorstromen naar motori
- Page 129 and 130:
in functionele en anatomische zin d
- Page 131 and 132:
aar (bijvoorbeeld locatie I), ook a
- Page 133 and 134:
5.4 Het probleem van centrale coör
- Page 135 and 136:
cursieve eigenschappen van de corti
- Page 137 and 138:
125
- Page 139 and 140:
Hoofdstuk 6 Perceptie en actie Inle
- Page 141 and 142:
Figuur 6.1 Twee afferente visuele z
- Page 143 and 144:
gen. Hun functie is daardoor te ver
- Page 145 and 146:
Figuur 6.4 toont een blokje cellen
- Page 147 and 148:
V4 en V5. Hogere-orde perceptie daa
- Page 149 and 150:
genschappen van objecten als groott
- Page 151 and 152:
uimte dan lijkt het soms dat een ge
- Page 153 and 154:
structuren in hersenstam en ruggeme
- Page 155 and 156:
Later hebben Alexander en DeLong no
- Page 157 and 158:
oogknipreflex, maar ook handelingen
- Page 159 and 160:
Motorische schors: het bewegingsexe
- Page 161 and 162:
Grijpen in het brein Het grijpen va
- Page 163 and 164:
zoals vorm en grootte, een belangri
- Page 165 and 166:
van de hiervoor genoemde vergentie
- Page 168 and 169:
Hoofdstuk 7 Activatie, aandacht en
- Page 170 and 171:
zijn echter niet uniform, maar kenn
- Page 172 and 173:
7.2. Activatie: neurofysiologische
- Page 174 and 175:
sprake van een terugkoppeling van s
- Page 176 and 177:
houding van sensorische neuronen in
- Page 178 and 179:
geluiden, of objecten en personen d
- Page 180 and 181:
die elk een specifiek negatief effe
- Page 182 and 183:
vorm. De speciale rol van spatiële
- Page 184 and 185:
proefpersoon zich op een duidelijk
- Page 186 and 187:
match Negativity. Dit is een negati
- Page 188 and 189:
ol vervullen (James’ accomodation
- Page 190 and 191:
7.3.7. Expressie van aandacht Diers
- Page 192 and 193:
stimulus dimensie werd smaller. In
- Page 194 and 195:
wordt gevonden voor N1: dit heeft e
- Page 196 and 197:
in hoog tempo en in onvoorspelbare
- Page 198 and 199:
deze inhiberende neuronen staan nam
- Page 200 and 201:
Een belangrijk element in dit circu
- Page 202 and 203:
vooral betrekking op preparatie en
- Page 204 and 205:
teerde vorm aangeboden, waarbij de
- Page 206 and 207:
7.4.1. Inleiding Bewustzijn wordt d
- Page 208 and 209:
tot intern gegenereerde vormen van
- Page 211 and 212:
Aanbevolen literatuur M.M. Botvini
- Page 213 and 214:
Hoofdstuk 8 Geheugen Het geheugen a
- Page 215 and 216:
8.2.1 Aard of inhoud van kennis Een
- Page 217 and 218:
mijngeheugen. Zo wordt aangenomen d
- Page 219 and 220:
werp, en vraagt of hij/zij dit al e
- Page 221 and 222:
Er kunnen drie vormen van impliciet
- Page 223 and 224:
die ook sterk capaciteitsbegrensd i
- Page 225 and 226:
8.5 Amnesie na hersenbeschadiging H
- Page 227 and 228:
porale schors, en amygdala. Hierdoo
- Page 229 and 230:
ijk voor zowel de encodering als he
- Page 231 and 232:
Figuur 8.8 Gearceerde gebieden in h
- Page 233 and 234:
de delayed non-matching-to-sample t
- Page 235 and 236:
merken van meer grootschalige netwe
- Page 237 and 238:
tegenovergesteld effect dat long te
- Page 239 and 240:
De zwakke stimulus (en geassocieerd
- Page 241 and 242:
schorsgebieden. Zoals eerder bespro
- Page 243 and 244:
Omdat de hippocampus de associatiev
- Page 245 and 246:
vormen van dementie. Hierbij kan er
- Page 247 and 248:
doet knipperen, voorafgegaan door e
- Page 249 and 250:
uit snellere reactietijden in een r
- Page 251 and 252:
terveld stimuli projecteren hierbij
- Page 253 and 254:
Testvragen • Twee belangrijke cri
- Page 255 and 256:
9 Emoties 9.1 Inleiding: de verschi
- Page 257 and 258:
cognitieve evaluaties van personen
- Page 259 and 260:
Figuur 9.2 Sequentie van evaluaties
- Page 261 and 262:
Figuur 9.3 Eenvoudig model van inte
- Page 263 and 264:
van ons hart, komt pas enkele secon
- Page 265 and 266:
De theorie van James-Lange schrijft
- Page 267 and 268:
vermijden. Een positieve reinforcer
- Page 269 and 270:
toonde aan dat perifere auditieve k
- Page 271 and 272:
9.3.4 Emoties en reinforcers Het on
- Page 273 and 274:
9.4 De neurale basis van emoties: v
- Page 275 and 276:
edreigende dieren volledig uitschak
- Page 277 and 278:
deel uit maken van het netwerk zijn
- Page 279 and 280:
dingen met respectievelijk de media
- Page 281 and 282:
De latentietijd van het vuren van g
- Page 283 and 284:
ten die dezelfde kenmerken vertonen
- Page 285 and 286:
Het detecteren van stimuluskenmerke
- Page 287 and 288:
input uit de buitenwereld ontvangt,
- Page 289 and 290:
directe subcorticale en indirecte c
- Page 291 and 292:
9.7.1 Lateraliteit van valentie: li
- Page 293 and 294:
9.7.3. Rechterhersenhelft: onbewust
- Page 295 and 296:
structuren in de hersenstam zoals h
- Page 297 and 298:
Dit zijn achtereenvolgens het mesol
- Page 299 and 300:
eerder is in dit hoofdstuk aangegev
- Page 301 and 302:
Normaal gesproken hebben stresshorm
- Page 303:
Aanbevolen literatuur Bains J.S. e
- Page 306 and 307:
Hoofdstuk 10 Lateralisatie en taal
- Page 308 and 309:
10.2.1 Anatomie en functie van de c
- Page 310 and 311:
teron zou namelijk tot gevolg kunne
- Page 312 and 313:
schors), en irrelevante informatie
- Page 314 and 315:
gingspatronen die de prehistorische
- Page 316 and 317:
Een derde factor die het sneeuwbal
- Page 318 and 319:
echts). Echter, bij gelijktijdige i
- Page 320 and 321:
toename van de zoektijd als functie
- Page 322 and 323:
Zo is wel beweerd dat verbale proce
- Page 324 and 325:
van getallen (bijvoorbeeld wat is m
- Page 326 and 327: kerhersenhelft (in de gyrus angular
- Page 328 and 329: 10.4.2. Taal en cognitieve neurowet
- Page 330 and 331: Het is nog niet duidelijk hoe de st
- Page 332 and 333: niet levend enzovoort. Een belangri
- Page 334 and 335: kenmerken van het woord aan het bod
- Page 336 and 337: de visuele woordvorm worden 'vertaa
- Page 338 and 339: gebied, dat posterieur taalgebied w
- Page 340 and 341: een gevolg is van het feit dat een
- Page 342 and 343: doende. Al eerder bleek uit dyslexi
- Page 344 and 345: kenmerken weerspiegelt. Mogelijk ha
- Page 346 and 347: met de halsband' kan uitgesplitst w
- Page 348 and 349: end ('articulatie') niveau. Het con
- Page 350 and 351: in plaats van zelfstandige naamwoor
- Page 352 and 353: Voor een scherpe selectie van het g
- Page 354 and 355: stand te brengen tussen lexicale ee
- Page 356 and 357: 344
- Page 358 and 359: Bloom, F.E. & Lazerson, A. (1988).
- Page 360 and 361: Dennett, D.C. (1978). Brainstorms.
- Page 362 and 363: Gardner, R.A. & Gardner, B.T. (1969
- Page 364 and 365: Hopfinger, J.B., Woldorff, M.G., Fl
- Page 366 and 367: Libet, B., Wright, E. W. & Gleason,
- Page 368 and 369: Niebur, E., Hsiao, S.S. & Johnson,
- Page 370 and 371: Robertson M.M. "Gilles de la Touret
- Page 372 and 373: Squire, L. (1992). Declarative and
- Page 374 and 375: Register aandacht, 109, 155, 163, 1
- Page 378 and 379: IPSP, 59 James, 163, 173, 255, 275
- Page 380 and 381: poortmechanisme, 160 pop out, 212 P
- Page 382 and 383: verwachting en preparatie, 185, 187
- Page 384: in het huidige onderzoek van de her