AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
1928 HOF VAN CASSATIE 11.9.08 - Nr. 466<br />
toepassing geen afbreuk doet aan onherroepelijk vastgestelde rechten.<br />
Krachtens die regel is een wet die een echtscheidingsgrond opheft, bij ontstentenis<br />
van een uitdrukkelijke uitzonderingsbepaling, vanaf de inwerkingtreding<br />
ervan van toepassing op elke vordering tot echtscheiding die aanhangig is bij de<br />
hoven en rechtbanken.<br />
Artikel 42, §2, eerste lid, van de wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming<br />
van de echtscheiding die de in de artikelen 229, 231 en 232 van het Burgerlijk<br />
Wetboek bepaalde echtscheidingsgronden opheft, bepaalt dat die vroegere<br />
artikelen van toepassing blijven op de procedures van echtscheiding of scheiding<br />
van tafel en bed die zijn ingeleid voor de inwerkingtreding van deze wet en<br />
waarvoor geen eindvonnis is uitgesproken.<br />
Deze overgangsbepaling waaruit het voornemen van de wetgever blijkt om<br />
voor de lopende procedures af te wijken van het beginsel van de onmiddellijke<br />
toepassing van de wet van 27 april 2007, verstaat onder eindvonnis de rechterlijke<br />
beslissing die onherroepelijk uitspraak doet over de vordering tot echtscheiding<br />
of scheiding van tafel en bed.<br />
Daaruit volgt dat de vroegere artikelen 229, 231 en 232 van het Burgerlijk<br />
Wetboek van toepassing blijven op het hoger beroep tegen een vonnis dat de<br />
echtscheiding van de partijen uitspreekt op grond van één van die bepalingen.<br />
Het middel dat van het tegendeel uitgaat, faalt naar recht.<br />
De kosten<br />
De verweerder vraagt dat de in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde<br />
rechtsplegingsvergoeding zou worden begrepen in de kosten waarin de in<br />
het ongelijk gestelde eiseres zal worden veroordeeld.<br />
Het Hof dat naar luid van artikel 147, tweede lid, van de Grondwet niet in de<br />
beoordeling van de zaken zelf treedt, doet uitspraak over de vorderingen tot cassatie<br />
van de in laatste aanleg gewezen beslissingen die aan het Hof zijn voorgelegd<br />
wegens overtreding van de wet of wegens schending van de substantiële of<br />
op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen.<br />
Artikel 1111 van het Gerechtelijk Wetboek regelt de kosten van de vorderingen<br />
tot cassatie op volledige en autonome wijze met inachtneming van de beperkte<br />
bevoegdheid van het Hof en het bijzonder voorwerp van die vordering,<br />
die onderscheiden is van de vordering waarover de bestreden beslissing uitspraak<br />
doet.<br />
Die eigen kenmerken van het cassatieberoep sluiten uit dat de in artikel 1022<br />
van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde rechtsplegingsvergoeding in die kosten<br />
zou worden begrepen, daar ze verband houdt met de aard en de grootte van het<br />
door de partijen aan de feitenrechter voorgelegde geschil, en de raming ervan afhangt<br />
van criteria welke verband houden met de zaak zelf, zodat het Hof zou genoopt<br />
worden tot een onderzoek waarvoor het niet bevoegd is.<br />
De vordering is niet gegrond.<br />
Dictum<br />
Het Hof