24.09.2013 Views

AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...

AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...

AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

1916 HOF VAN CASSATIE 11.9.08 - Nr. 463<br />

hetzelfde bedrag van 35.617,50 euro te rekenen van dit arrest tot algehele betaling" en van<br />

het bedrag van 38.598,96 euro als kosten van het geding, en anderzijds, in solidum met de<br />

eerste verweerster, tot betaling aan de vierde verweerster van twee derde van de bedragen<br />

van 37.389,58 euro, van 21.286,42 euro exclusief btw en van 38.598,96 euro, naast de interest<br />

tegen de wettelijke rentevoet op twee derde van 37.389,58 euro vanaf 30 mei 1999,<br />

op grond dat "in hoger beroep, zowel (de tweede en derde verweerder) als (de vierde verweerster)<br />

een nieuwe vordering instellen die ertoe strekt (de eiseres) te doen veroordelen<br />

als medeaansprakelijke voor het schadegeval van 1 april 1999".<br />

Grieven<br />

(...)<br />

Tweede onderdeel<br />

Het arrest neemt aan dat de tweede, derde en vierde verweerder voor de eerste rechter<br />

geen enkele vordering tegen de eiseres hadden ingesteld.<br />

In hun samenvattende appelconclusie hebben de tweede en derde verweerder verklaard<br />

dat zij "incidenteel beroep" instelden "tegen (...) (de eiseres) in de door haar opgeëiste<br />

hoedanigheid van eigenaar van de schisten waaruit de terril de la Petite Bacnure was samengesteld,<br />

omdat zij aansprakelijk was voor de gedeeltelijke afbrokkeling van de terril"<br />

op grond dat "(de tweede en de derde verweerder) voor de eerste rechter vorderden dat de<br />

(eerste) en (vierde verweerster) hoofdelijk of in solidum zouden worden veroordeeld tot<br />

betaling van een bedrag van 242.304,43 euro (te vermeerderen met de interest en de kosten)<br />

en tot betaling van een bedrag van 50 euro per dag vanaf 21 maart 2003 (...); toen<br />

kenden zij de aanspraken van (de eiseres) nog niet; (...) (de tweede en derde verweerder)<br />

vorderen thans dat (de eiseres) hoofdelijk of in solidum met (de eerste en vierde verweerster)<br />

wordt veroordeeld; (de eiseres) is eveneens aansprakelijk op dezelfde wijze als (de<br />

eerste en de vierde verweerster) voor de schade die is veroorzaakt zowel in haar hoedanigheid<br />

van eigenaar van de schisten als in haar hoedanigheid van buur die gebruik maakt<br />

van de bodem van de (eerste verweerster)".<br />

De vierde verweerster, die ook incidenteel beroep instelt tegen het beroepen vonnis,<br />

heeft, wat haar betreft, aangevoerd dat, " indien het hof (van beroep) de zienswijze van<br />

(de eerste verweerster) zou volgen volgens welke (de eiseres) in haar hoedanigheid van<br />

eigenaar van de schisten waaruit de terril de la Petite Bacnure is samengesteld, aansprakelijk<br />

moet worden geacht voor de gedeeltelijke instorting van die terril, (de vierde verweerster)<br />

dan haar vordering uitbreidt en bij deze conclusie incidenteel beroep instelt tegen het<br />

vonnis van 24 juni 2004, en daarbij van het hof (van beroep) vordert dat het de (eiseres)<br />

en de (eerste verweerster), hoofdelijk, in solidum of de ene bij ontstentenis van de andere,<br />

veroordeelt tot vergoeding van de door (de vierde verweerster) geleden schade zoals deze<br />

is vastgesteld door het (beroepen) vonnis".<br />

Indien het arrest aldus moet worden uitgelegd dat het betekent dat de vorderingen van<br />

de verweerders tegen de eiseres, niet in het kader en om reden van hun incidentele beroepen<br />

tegen de eiseres, die trouwens om redenen van openbare orde niet-ontvankelijk waren<br />

daar de partijen niet tegenover elkaar stonden in eerste aanleg, ontvankelijk en gegrond<br />

werden verklaard, aangezien het beroepen vonnis was gewijzigd, zodat de eiseres in solidum<br />

met de eerste verweerster veroordeeld werd tot volledige of gedeeltelijke vergoeding<br />

van de schade die werd geleden door de tweede, derde en vierde verweerder, dan miskent<br />

het de bewijskracht van de samenvattende appelconclusie van de tweede en derde verweerders<br />

en van de tweede aanvullende en samenvattende appelconclusie van de vierde<br />

verweerster waaruit zonder enig mogelijke twijfel valt af te leiden dat die verweerders in<br />

hun hoedanigheid van appellanten op tussengeschil hun vorderingen tegen de eiseres hebben<br />

ingesteld (schending van de artikelen 1319 en 1320 van het Burgerlijk Wetboek),<br />

door er een uitlegging aan te geven die niet verenigbaar is met de bewoordingen ervan.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!