AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
1920 HOF VAN CASSATIE 11.9.08 - Nr. 464<br />
Het bestaan van een fout aan de zijde van de bewaarder van de zaak dient niet te worden<br />
bewezen, aangezien de aansprakelijkheid alleen gebaseerd is op het gebrek van de<br />
zaak.<br />
Een zaak is evenwel gebrekkig wanneer zij een abnormaal kenmerk vertoont waardoor<br />
zij in bepaalde omstandigheden schade kan veroorzaken.<br />
De oorzaak van het gebrek dient evenwel niet te worden opgespoord, daar het bewijs<br />
van het gebrek dat voortvloeit uit een abnormaal kenmerk op zichzelf reeds volstaat.<br />
Het doet dus niet terzake dat het gebrek is veroorzaakt door een kenmerk van de zaak<br />
zelf dan wel door een oorzaak buiten de zaak, aangezien het gebrek heel goed zijn oorsprong<br />
kan vinden in het gedrag van de bewaarder van de zaak of in een andere uitwendige<br />
oorzaak, zoals het gedrag van een derde.<br />
De schade van de eiseres is in dit geval enkel veroorzaakt door het feit dat een reclamebord<br />
is gevallen op haar in de straat geparkeerd voertuig.<br />
Aangezien een normaal reclamebord niet geacht wordt op geparkeerde voertuigen te<br />
vallen, vertoonde het bord dat de eerste verweerster onder haar bewaring had, derhalve<br />
een abnormaal kenmerk waarvoor laatstgenoemde derhalve aansprakelijk werd op grond<br />
van artikel 1384, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek en waardoor elke opsporing van<br />
de oorzaak van het abnormale kenmerk overbodig werd, althans binnen het kader van haar<br />
aansprakelijkheid voor het gebrek van de zaak.<br />
Na de val van het bord en het bestaan van de daaruit voortvloeiende schade te hebben<br />
vastgesteld ("op 5 april 2000 valt het voorste gedeelte van het reclamebord van de winkel<br />
(van de eerste verweerster) op een geparkeerd voertuig dat aan (de eiseres) toebehoort"),<br />
verwerpt het bestreden vonnis evenwel de op artikel 1384, eerste lid, van het Burgerlijk<br />
Wetboek gegronde vordering van de eiseres op grond dat laatstgenoemde de oorsprong of<br />
de oorzaak van het gebrek van de zaak niet aantoont ("Gelet op de toedracht van de zaak<br />
echter vormt het bestaan van een gebrek niet de enige redelijke verklaring voor de val van<br />
het voorste gedeelte van de lichtreclame. In dit geval zijn twee verklaringen voor de val<br />
mogelijk: ofwel het gebrek van de zaak, ofwel de aanrijding door de vrachtwagen van de<br />
vennootschap Flamingo"). Het is van oordeel dat het gebrek ofwel zijn oorsprong moet<br />
vinden in het gedrag van de bewaarder van de zaak, ofwel een kenmerk van de zaak zelf<br />
moet zijn, wat de daad van een derde uitsluit. Hierdoor voegt het niet alleen een voorwaarde<br />
toe aan artikel 1384, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, maar miskent het bovendien<br />
het wettelijk begrip "zaken die men onder zijn bewaring heeft".<br />
Het bestreden vonnis dat naast het bewijs van het abnormale kenmerk van de zaak - dat<br />
is de val ervan op een geparkeerd voertuig - ook het bewijs vereist van de oorsprong of de<br />
oorzaak van het gebrek van de zaak - namelijk de omstandigheid die het bord heeft doen<br />
vallen - voegt aldus een voorwaarde toe aan het enig vereiste bewijs van het schadeveroorzakende<br />
feit, namelijk het abnormale kenmerk van een zaak en schendt derhalve artikel<br />
1384, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek.<br />
Het bestreden vonnis dat oordeelt dat het gebrek dat de aansprakelijkheid doet ontstaan<br />
zijn oorsprong moet vinden ofwel in het gedrag van de bewaarder van de zaak ofwel een<br />
kenmerk van de zaak zelf moet zijn, wat het gedrag van een derde uitsluit, miskent bovendien<br />
het wettelijk begrip "zaken die men onder zijn bewaring heeft" en schendt derhalve<br />
artikel 1384, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek.<br />
III. BESLISSING VAN HET HOF<br />
A. In zoverre het cassatieberoep gericht is tegen de derde verweerster:<br />
Over de door de derde verweerster tegen het cassatieberoep aangevoerde<br />
grond van niet-ontvankelijkheid in zoverre dit cassatieberoep tegen haar gericht