AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Nr. 481 - 17.9.08 HOF VAN CASSATIE 1969<br />
der veroordeelt wegens het hem sub II in de zaak 36.07.32126/00 (zaak IV) ten<br />
laste gelegde dragen van een wapen:<br />
Het tweede middel<br />
Het bestreden arrest beslist dat "niettegenstaande de inwerkingtreding, op 9<br />
juni 2006, van de (nieuwe) wapenwet van 8 juni 2006, de feiten van [telastlegging<br />
II van zaak IV] strafbaar blijven mits dezelfde voorwaarden zijn vervuld als<br />
die welke bij de wet van 3 januari 1933 waren bepaald" en dat met toepassing<br />
van artikel 2 van het Strafwetboek, artikel 17 van laatstgenoemde wet erop toepasselijk<br />
is.<br />
Op de dag van de uitspraak van het arrest bleef het zonder wettige reden en<br />
zonder machtiging dragen van een vuurwapen als verweerwapen verboden bij artikel<br />
7 van de Wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, den handel in en<br />
het dragen van wapenen en op den handel in munitie, aangezien artikel 47 van de<br />
wet van 8 juni 2006, zoals het op de feiten hier van toepassing is, deze bepaling<br />
niet heeft opgeheven en krachtens artikel 49, het artikel 14, eerste lid, van dezelfde<br />
wet dat het dragen van een vergunningsplichtig vuurwapen regelt, nog niet in<br />
werking was getreden.<br />
Artikel 47 van de wet van 8 juni 2006 heeft evenwel artikel 17 van de wet van<br />
3 januari 1933, dat het onwettig dragen van een verweerwapen strafte, opgeheven.<br />
Daaruit volgt dat, ofschoon de feiten van de telastlegging als misdrijf waren<br />
omschreven op de dag van de uitspraak van het arrest, ze toentertijd niet strafbaar<br />
waren en dus geen aanleiding konden geven tot vervolgingen.<br />
Het middel is in zoverre gegrond.<br />
B. In zoverre het cassatieberoep gericht is tegen de beslissing die bepaalde vervolgingen<br />
wegens het voorhanden hebben van wapens niet-ontvankelijk verklaart,<br />
met name:<br />
1. in de zaak 36.89.100<strong>09</strong>8/97 (zaak I) en in de zaak 36.07.32126/00 (telastlegging<br />
I van de zaak IV):<br />
Eerste middel<br />
Artikel 44, §1, van de wapenwet van 8 juni 2006 belet de vervolgingen van degene<br />
die, binnen de door deze bepaling vastgelegde termijn, de vergunning aanvraagt<br />
die nodig is voor het bezit van een wapen dat hij onwettig voorhanden<br />
heeft, voorzover het betrokken wapen niet wordt gezocht of staat geseind. Deze<br />
bepaling doet evenwel de strafvordering niet vervallen die, vóór de inwerkingtreding<br />
van de voormelde wet, wegens een dergelijk misdrijf was ingesteld.<br />
Door de verweerder het voordeel toe te kennen van het voormelde artikel 44,<br />
§1, ofschoon de strafvordering tegen hem reeds vóór de inwerkingtreding van de<br />
wet op gang was gebracht, schenden de appelrechters deze wetsbepaling.<br />
Het middel is dienaangaande gegrond.<br />
2. in de zaak 36.42.100674/97 (zaak III);<br />
Eerste middel<br />
Het middel is, om dezelfde redenen als hoger uiteengezet, gegrond.