AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
1912 HOF VAN CASSATIE 11.9.08 - Nr. 462<br />
november 1998 tot vaststelling van de referentierentevoeten en in bijlage 2 bij dat besluit.<br />
Die bepalingen van monetair recht, die als zodanig de openbare orde raken, zijn de omzetting<br />
van de vorige werkwijze in het stelstel dat ontstond uit de invoering van de euro,<br />
aangezien die invoering niet tot gevolg heeft dat de bewoordingen worden gewijzigd van<br />
de juridische instrumenten die bestonden op het tijdstip van die invoering (artikel 3 Verordening<br />
(EG) nr. 1103/97 van de Raad van 17 juni 1997 over enkele bepalingen betreffende<br />
de invoering van de euro en artikel 7 van de Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad<br />
van 3 mei 1998 over de invoering van de euro).<br />
Banken die op de interbancaire markt lenen tegen de rentevoeten die zijn vastgesteld<br />
door de Nationale Bank van België, of sinds de invoering van de euro, door de Europese<br />
Centrale Bank, doen niets anders dan de berekening van de daginterest volgens de breuk<br />
360 die hun is opgelegd door de interbancaire markt waarbinnen zij zichzelf moeten financieren<br />
aan hun klanten door te berekenen.<br />
Hieruit volgt dat het bestreden arrest van 26 januari 2006, door in de in het middel<br />
weergegeven bewoordingen te beslissen dat er geen grond bestaat om het door de eiseres<br />
aangevoerde gebruik toe te passen op grond dat het niet constant is, de in het middel aangewezen<br />
bepalingen van monetair recht schendt waarin het algemene karakter van dat gebruik<br />
is vastgelegd (schending van de artikelen 7, inzonderheid tweede lid, van de wet van<br />
30 oktober 1998 betreffende de euro, 1 van het koninklijk besluit van 26 november 1998<br />
tot vaststelling van de referentierentevoeten en van bijlage 2 bij dat besluit, 3 van de Verordening<br />
(EG) nr. 1103/97 van de Raad en 7 van de Verordening (EG) nr. 974/98 van de<br />
Raad) en, bijgevolg, de in het middel aangewezen bepalingen van het Burgerlijk Wetboek<br />
schendt, inzonderheid, de artikelen 1134, 1135 en 1160 ervan, door te weigeren toepassing<br />
te maken van een gebruik dat als algemeen erkend wordt beschouwd en dat is vastgelegd<br />
in de voornoemde bepalingen van monetair recht.<br />
3° In zoverre de reden van het bestreden arrest van 26 januari 2006, volgens welke "uit<br />
de door de (eiseres) overgelegde afrekeningen blijkt dat zij via de informatica een berekening<br />
in 365/360sten of in 365/365sten kan maken" in die zin zou moeten worden begrepen<br />
dat de eiseres, door te voorzien in de mogelijkheid van een andere berekeningswijze<br />
van de daginterest dan die welke uit het gebruik voortkomt, afstand zou hebben gedaan<br />
van de toepassing van dat gebruik, zou het arrest van 26 januari 2006 het in het middel<br />
aangewezen algemeen rechtsbeginsel betreffende de afstand van recht hebben miskend.<br />
Volgens dat beginsel wordt afstand van recht immers vermoed (lees: niet vermoed) en<br />
kan die slechts worden afgeleid uit feiten die voor geen enkele andere uitlegging vatbaar<br />
zijn.<br />
Het stuk B.9 waarop het arrest steunt, is echter een niet-boekhoudkundig document, dat<br />
door de eiseres is opgemaakt op basis van haar boekhouding, ten behoeve van haar raadslieden<br />
en van de gerechten opdat deze haar rekeningen zouden kunnen controleren.<br />
Het is dus logisch dat een dergelijk document, naast de breuk 365/360 die uit het gebruik<br />
voortkomt, ook gewag maakt van de breuk 365/365 die kan worden toegepast voor<br />
de berekening van interesten die niet onder het gebruik vallen, zoals gerechtelijke interest<br />
of interest die voortkomt uit een overeengekomen afwijking van het gebruik.<br />
Door te wijzen op de keuze van de breuk die uit het gebruik voortkomt, voegt de eiseres<br />
zich slechts naar dat gebruik en is haar keuze dus verre van willekeurig.<br />
De mogelijkheid van een andere berekeningswijze dan die welke voortkomt uit het gebruik<br />
mag dus niet worden uitgelegd als een afstand van dat gebruik (miskenning van het<br />
in het middel aangewezen algemeen rechtsbeginsel betreffende de afstand van recht).<br />
Derde onderdeel<br />
Door de deskundige op te dragen "te berekenen welke bedragen (de verweerster) (...) is