AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
2016 HOF VAN CASSATIE 22.9.08 - Nr. 492<br />
digheid. Het arbeidshof beslist dan ook niet wettig dat, om op grond van een billijkheidsreden,<br />
zoals het voortzetten van studies, vrijgesteld te kunnen worden van de verplichting<br />
werkbereid te zijn, vereist is dat de toekenning van het recht op maatschappelijke integratie<br />
(in de vorm van een leefloon) noodzakelijk is om een leven te leiden dat beantwoordt<br />
aan de menselijke waardigheid.<br />
3.2. Het arbeidhof beslist in het bestreden arrest dat artikel 1 van de OCMW-wet eveneens<br />
van toepassing is op het recht op maatschappelijke integratie en het recht op leefloon<br />
(7e blad, voorlaatste alinea, van het bestreden arrest). Uit de overwegingen die het arbeidshof<br />
in het bestreden arrest maakt op het zevende blad, laatste alinea, t.e.m. 8e blad,<br />
eerste alinea, van het bestreden arrest, blijkt dat het arbeidshof van oordeel is dat de toekenning<br />
van het recht op maatschappelijke integratie (in de vorm van een leefloon) voor<br />
de eiser niet noodzakelijk is om een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke<br />
waardigheid.<br />
Zoals hierboven werd uiteengezet onder nr. 1, is artikel 1 van de OCMW-wet, overeenkomstig<br />
welk de maatschappelijke dienstverlening (waarop elke persoon recht heeft) tot<br />
doel heeft eenieder in de mogelijkheid te stellen een leven te leiden dat beantwoordt aan<br />
de menselijke waardigheid, niet van toepassing op het recht op maatschappelijke integratie<br />
(in de vorm van een leefloon). De Wet Maatschappelijke Integratie maakt het recht op<br />
maatschappelijke integratie (in de vorm van een leefloon) niet afhankelijk van de voorwaarde<br />
dat de toekenning van dat recht noodzakelijk moet zijn om een leven te leiden dat<br />
beantwoordt aan de menselijke waardigheid.<br />
Het arbeidshof voegt, door de in artikel 1 van de OCMW-wet voor de toekenning van<br />
maatschappelijke dienstverlening bepaalde voorwaarde dat de betrokkene niet in staat is<br />
een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid, toepasselijk te achten<br />
op het recht op maatschappelijke integratie (in de vorm van een leefloon), een voorwaarde<br />
toe aan de Wet Maatschappelijke Integratie die daarin niet is vervat.<br />
Conclusie<br />
Door de in artikel 1 van de OCMW-wet voor de toekenning van maatschappelijke<br />
dienstverlening bepaalde voorwaarde dat de betrokkene niet in staat is een leven te leiden<br />
dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid, toepasselijk te achten op het recht op<br />
maatschappelijke integratie (in de vorm van een leefloon), voegt het arbeidshof een voorwaarde<br />
toe aan de Wet Maatschappelijke Integratie die daarin niet is vervat (schending<br />
van de artikelen 1, eerste lid, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare<br />
centra voor maatschappelijk welzijn, 3, 4, §1, en 12 van de wet van 26 mei 2002 betreffende<br />
het recht op maatschappelijke integratie). Het arbeidshof beslist op grond van het<br />
motief dat de toekenning van het recht op maatschappelijke integratie (in de vorm van een<br />
leefloon) op grond van artikel 1 van de OCMW-wet noodzakelijk moet zijn om een leven<br />
te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid, wat volgens het arbeidshof niet<br />
het geval is voor de eiser, niet wettig dat het voortzetten van de studies door de eiser (na<br />
twee jaar tijdskrediet) geen billijkheidsreden in de zin van artikel 3, 5°, van de Wet Maatschappelijke<br />
Integratie uitmaakt en dat aldus niet voldaan is aan de in dat artikel bepaalde<br />
voorwaarde (schending van de artikelen 1, eerste lid, van de organieke wet van 8 juli 1976<br />
betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, en 3, inzonderheid 5°, van<br />
de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie). De op dat<br />
motief gesteunde beslissing van het arbeidshof dat de eiser voor de periode van 16 september<br />
2004 tot en met 30 juni 2006 geen aanspraak kan maken op leefloon, is dan ook<br />
niet wettig verantwoord (schending van de artikelen 2, 12 en 13, §1, van de wet van 26<br />
mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie).<br />
(...)<br />
III. BESLISSING VAN HET HOF