AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Nr. 493 - 22.9.08 HOF VAN CASSATIE 2021<br />
voorgeschreven data van elk jaar.<br />
2. De bijdragen die voor het verstreken kwartaal verschuldigd zijn, dienen door de<br />
werkgever, uiterlijk de laatste dag van de maand na dit kwartaal, te worden betaald (artikel<br />
34, voorlaatste lid, Uitvoeringsbesluit).<br />
Hierdoor ontstaat het recht om een vordering in te stellen wegens niet betaalde bijdragen<br />
pas bij het verstrijken van voormelde termijn.<br />
3. Ook de verjaring van de vordering tot betaling van niet betaalde bijdragen betreffende<br />
een bepaald kwartaal kan bijgevolg pas ingaan de dag na het verstrijken van de maand<br />
die op het kwartaal volgt (artikel 42 RSZ-wet).<br />
4. De vordering van de eiser had betrekking op de betaling van achterstallige socialezekerheidsbijdragen,<br />
meer de bijdrageopslagen en de verwijlintresten, waarvan de oudste<br />
bijdrageschuld betrekking had op het eerste kwartaal van 1997.<br />
Op grond van artikel 34 van het Uitvoeringsbesluit is deze kwartaalbijdrageschuld verschuldigd<br />
vanaf 31 maart 1997, en opeisbaar vanaf 1 mei 1997, zodat de rechtsvordering<br />
tot betalen van deze bijdragen verjaard op 1 mei 2002, hetzij vijf jaar later (zie artikel 42<br />
RSZ-wet).<br />
Op het ogenblik van de dagvaarding van 19 april 2002 waren de bijdragen voor het eerste<br />
kwartaal van 1997 derhalve nog niet verjaard zodat de appelrechters ten onrechte hebben<br />
beslist dat deze dagvaarding geen stuitende werking had voor de bijdragen verschuldigd<br />
voor het eerste kwartaal van 1997 op grond van het loutere feit dat deze dagvaarding<br />
zich situeerde in het tweede kwartaal van 2002 waardoor de eiser slechts in het verleden<br />
kan teruggaan tot het tweede kwartaal van 1997.<br />
5. Hieruit volgt dat het bestreden tussenarrest niet wettig heeft beslist dat de regularisatie<br />
niet kan terugreiken tot het eerste kwartaal van 1997 en dat de vordering van de eiser,<br />
bij zoverre ze betrekking heeft op het eerste kwartaal van 1997, verjaard is (schending van<br />
de artikelen 23, 28 en 42 RSZ-wet, 34 en 54 Uitvoeringsbesluit).<br />
2. Tweede middel<br />
Geschonden wettelijke bepalingen<br />
- de artikelen 1 en 2 van het koninklijk besluit van 5 augustus 1991 tot uitvoering van<br />
artikel 127bis van de Programmawet van 30 december 1988, artikel 1 vóór zijn wijziging<br />
bij koninklijk besluit van 5 september 2001;<br />
- de artikelen 114 tot 131 van de Programmawet van 30 december 1988, artikel 117, §1,<br />
zowel vóór als nà zijn vervanging bij wet van 13 februari 1998, artikel 118 en 127bis vóór<br />
hun wijziging bij wet van 2 januari 2001, artikel 119 vóór zijn wijziging bij wet van 12<br />
augustus 2000, artikel 128 vóór zijn wijziging bij koninklijk besluit van 30 november<br />
2001;<br />
- de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.<br />
Aangevochten beslissing<br />
In het bestreden tussenarrest van 20 mei 2005 komen de appelrechters tot het besluit dat<br />
de termijn van 30 dagen waarbinnen de werkgever aan het bevoegde gewestelijke bureau<br />
van de RVA het getuigschrift moet aanvragen dat hem toelaat te genieten van de bijdragevermindering<br />
van het plan-plus-één, door de eiser kennelijk niet als een vervaltermijn<br />
wordt beschouwd nu het niet-respecteren van die termijn de ene keer niet en de andere<br />
keer wel tot annulatie van de bijdragevermindering aanleiding geeft (zie de overwegingen<br />
van het tussenarrest op p. 6, derde laatste alinea t.e.m. p. 8, laatste alinea, welke de eiser<br />
bestrijdt en die hier als hernomen moeten worden beschouwd).<br />
Het tussenarrest heropent, alvorens verder recht te doen ten gronde, dienvolgens de debatten<br />
teneinde de eiser toe te laten "zijn beleid terzake te verduidelijken. De meeste dui-