24.09.2013 Views

AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...

AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...

AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Nr. 492 - 22.9.08 HOF VAN CASSATIE 2013<br />

bevestigd en (de eiser) verwijst enkel naar een orthopedagogisch verslag van maart 1998<br />

met een advies destijds gegeven in verband met een nieuwe studiekeuze.<br />

(De eiser) kon, na vier jaar werken opteren om opnieuw te studeren (met succes trouwens)<br />

teneinde zijn ambities waar te maken, zijn beroepsmogelijkheden te vergroten en<br />

een hoger loon te verdienen, maar het (arbeids)hof is van mening dat deze ambitie niet<br />

moet betaald worden door de gemeenschap en het voortzetten van deze studies (na twee<br />

jaar tijdskrediet) geen billijkheidsreden is in de zin van artikel 3, 5°, van voormelde wet<br />

die (de eiser) ontslaat van zijn plicht tot werkbereidheid.<br />

Het volstaat niet dat de studies aan de leefloonaanvrager betere levensomstandigheden<br />

toelaten of dat zij hem een bredere waaier aan beroepsmogelijkheden bieden; er moet ook<br />

worden onderzocht of maatschappelijke dienstverlening noodzakelijk is om een leven te<br />

leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid.<br />

De opdracht van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn bestaat er in de<br />

maatschappelijke dienstverlening te verzekeren waarop elke persoon recht heeft en deze<br />

centra zijn niet gehouden om aan studiefinanciering te doen.<br />

Het (arbeids)hof verwijst naar een arrest van het Hof van Cassatie van 26 februari 2001<br />

van de derde kamer met A.R. nr. S.99.0112 (Soc. Kron., 2001, 350), waarin dit Hof heeft<br />

geoordeeld dat een student (die na zijn graduaat een licentie wilde volgen) enkel recht<br />

heeft op het bestaansminimum als dit noodzakelijk is om een leven te leiden dat beantwoordt<br />

aan de menselijke waardigheid en dat studies die hem toelaten betere levensomstandigheden<br />

te kennen, zijn opleiding te volbrengen en een betere toegang tot de arbeidsmarkt<br />

te hebben, zonder te onderzoeken of de sociale hulp noodzakelijk is om een leven te<br />

leiden conform de menselijke waardigheid, niet volstaan om het bestaansminimum toe te<br />

kennen.<br />

Hoewel de wet inzake het recht op maatschappelijke integratie een veel ruimere doelstelling<br />

heeft dan de wet betreffende het recht op een bestaansminimum, wordt als voorwaarde<br />

in artikel 1 van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum<br />

gesteld dat gerechtigd is op het bestaansminimum diegene die geen toereikende<br />

bestaansmiddelen heeft noch in staat is deze door eigen inspanningen, hetzij op<br />

een andere manier te verwerven en deze voorwaarde wordt eveneens voorzien in artikel 3,<br />

4°, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie.<br />

Het (arbeids)hof is van mening dat dezelfde redenering van het Hof van Cassatie mag<br />

worden aangehouden voor wat de toekenning van bestaansminimum als van maatschappelijke<br />

integratie en leefloon betreft.<br />

Het Hof van Cassatie heeft in het arrest van 26 februari 2001 voormeld bevestigd dat<br />

artikel 1 van de Organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de Openbare Centra voor<br />

Maatschappelijk Welzijn, dat het principe en het doel van de maatschappelijke dienstverlening<br />

bepaalt namelijk de mogelijkheid een leven te leiden dat aan de menselijke waardigheid<br />

beantwoordt, ook van toepassing is op het bestaansminimum.<br />

Het arbeidshof is van oordeel dat artikel 1 van de wet van 8 juli 1976 eveneens geldt en<br />

van toepassing is op de maatschappelijke integratie en het leefloon.<br />

De verwijzing naar emancipatie en betere levensomstandigheden in verband met de beoordeling<br />

van de menselijke waardigheid, zoals voorzien in artikel 1 van de Organieke<br />

Wet voormeld is volgens het (arbeids)hof een te ruime interpretatie gegeven door (de eiser),<br />

gezien het Hof van Cassatie betere levensomstandigheden, volbrengen van de opleiding<br />

en bijkomende toegang tot de algemene arbeidsmarkt onvoldoende heeft geoordeeld<br />

om een bestaansminimum toe te kennen en het nodig vond dat bijkomend wordt onderzocht<br />

of maatschappelijke dienstverlening noodzakelijk was om een menswaardig leven te<br />

leiden.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!