AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Nr. 471 - 12.9.08 HOF VAN CASSATIE 1939<br />
Het bestreden arrest stelt enerzijds, dat (de eiser) (de Belgische Staat) niet langer betwist<br />
dat (de verweerster) (toekomstige verweerster) en haar ex-echtgenoot sedert oktober<br />
1991 feitelijk gescheiden leven en derhalve voor aanslagjaar 1993 afzonderlijk belast<br />
dienden te worden en, anderzijds, dat geen afzonderlijke inkohiering is gebeurd, zodat er<br />
evenmin sprake is van een geldige en tijdige inkohiering in de zin van artikel 353 WIB<br />
(1992).<br />
Het bestreden arrest stelt nog dat er geen rekening kan worden gehouden met de aanslag<br />
gevestigd op 22 november 1993 op naam van beide echtgenoten.<br />
Grieven<br />
Overeenkomstig artikel 353 WIB (1992) wordt de belasting met betrekking tot de inkomsten<br />
en de andere gegevens vermeld in de daartoe bestemde rubrieken van een aangifteformulier<br />
dat voldoet aan de vorm- en termijnvereisten van de artikelen 307 tot 311 of<br />
van ter uitvoering van artikel 312 genomen bepalingen, gevestigd binnen de in artikel 359<br />
gestelde termijn, die evenwel niet korter mag zijn dan zes maanden vanaf de datum waarop<br />
de aangifte bij de bevoegde aanslagdienst is toegekomen.<br />
Artikel 353 WIB (1992) behoort tot Titel VII - Vestiging en invordering van de belasting,<br />
Hoofdstuk VI -Aanslag, Afdeling I - Aanslagtermijnen, en bevat geen voorschriften<br />
in verband met de wijze van vestigen.<br />
Door een onderscheid te maken tussen een gezamenlijke en een afzonderlijke vestiging<br />
van de aanslag voegt het bestreden arrest een voorwaarde toe aan artikel 353 WIB (1992)<br />
en schendt het aldus artikel 353 WIB (1992).<br />
III. BESLISSING VAN HET HOF<br />
Beoordeling<br />
1. Overeenkomstig artikel 353 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen<br />
(1992) moet de administratie in geval de belastingplichtige een regelmatige aangifte<br />
heeft ingediend binnen de gestelde termijn, de belasting met betrekking tot<br />
de aangegeven inkomsten en de andere in die aangifte vermelde gegevens vestigen<br />
binnen de in artikel 359 gestelde termijn, dit is tot 30 juni van het jaar dat<br />
volgt op dat waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd, zonder dat deze termijn<br />
korter mag zijn dan zes maanden vanaf de datum waarop de aangifte bij de bevoegde<br />
aanslagdienst is toegekomen.<br />
2. Artikel 355 van hetzelfde wetboek verplicht de administratie, wanneer een<br />
aanslag nietig is verklaard omdat hij niet werd gevestigd overeenkomstig een<br />
wettelijke regel, met uitzondering van een regel betreffende de prescriptie, binnen<br />
de er in bepaalde termijn een nieuwe aanslag te vestigen ten name van dezelfde<br />
belastingschuldige, op grond van dezelfde belastingelementen of op een<br />
gedeelte ervan, zelfs wanneer de voor het vestigen van de aanslag gestelde termijn<br />
reeds verlopen is.<br />
3. Uit deze laatste bepaling blijkt dat de fiscale wetgever er van uit is gegaan<br />
dat een aanslag die tijdig wordt gevestigd maar met miskenning van een wettelijke<br />
regel als een belastingheffing kan worden beschouwd in de zin van artikel 353<br />
WIB (1992). Dit artikel houdt geen voorschrift in in verband met de wijze waarop<br />
de belasting dient te worden gevestigd.<br />
4. Uit die bepalingen gelezen in onderling verband volgt dat het voor de toepassing<br />
van artikel 353 van het WIB (1992), dat voorziet in de gewone aanslagtermijn,<br />
volstaat dat door de administratie een aanslag wordt gevestigd op de