AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
2020 HOF VAN CASSATIE 22.9.08 - Nr. 493<br />
ren toegepast.<br />
(De verweerster) paste deze bijdrageverminderingen voor M.V.T. toe vanaf het begin<br />
van haar tewerkstelling op 4 november 1996.<br />
Door deze verminderingen pas op de helling te zetten vanaf het eerste kwartaal 1997<br />
geeft (de eiser) aan dat hij de vijfjarige verjaringstermijn wil respecteren.<br />
Deze termijn is beginnen lopen in november 1996 en werd pas geldig gestuit door de<br />
eerste dagvaarding van 19 april 2002. Deze dagvaarding situeert zich in het tweede kwartaal<br />
van 2002.<br />
Deze stuiting in het tweede kwartaal van 2002 maakt dat (de eiser) in het verleden maar<br />
kan teruggaan vanaf de stuitingsdatum tot en met het tweede kwartaal 1997. Dus de regularisatie<br />
kan niet terugreiken tot het eerste kwartaal van 1997.<br />
Bovendien zijn er de aangetekende brieven van 6 en 11 juni 2002, die trouwens expliciet<br />
vermelden dat ze zijn verstuurd om de verjaring te stuiten. Een beetje eigenaardig wel<br />
omdat intussen de dagvaarding van 19 april 2002 voor een stuiting had gezorgd.<br />
Er bestaat tegenstrijdigheid over het gegeven hoever (de eiser) nu effectief is teruggegaan.<br />
Volgens de eerste ingebrekestelling van 6 juni 2002 (stukken 5 van (de eiser)) was (de<br />
verweerster) een bedrag van 1.047,92 euro verschuldigd voor het eerste kwartaal 1997.<br />
Volgens de tweede ingebrekestelling van 11 juni 2002 (stukken 5 van (de eiser)) was<br />
(de verweerster) hetzelfde bedrag verschuldigd voor het tweede kwartaal 1997.<br />
De tweede ingebrekestelling vermeldt uitdrukkelijk: 'Deze brief vervangt en vernietigt<br />
onze brief van 6 juni 2002'. Deze vermelding doet veronderstellen dat (de eiser) inderdaad<br />
niet verder wil teruggaan dan het tweede kwartaal van 1997.<br />
Desondanks herneemt het rekeninguittreksel, dat is vastgehecht aan de eerste dagvaarding,<br />
hetzelfde bedrag van 1.047,92 euro als bijdragen voor het eerste kwartaal van 1997.<br />
Leest men dit rekeninguittreksel in combinatie met het rekeninguittreksel, afgesloten op<br />
12 augustus 2002, dat is vastgehecht aan de tweede dagvaarding van 7 oktober 2002, dan<br />
stelt men vast dat voor het tweede kwartaal 1997 opnieuw 1.047,92 euro in rekening<br />
wordt gebracht.<br />
Een en ander is niet duidelijk. Wat wel duidelijk is, is dat de vordering van (de eiser),<br />
bij zoverre ze betrekking zou hebben op het eerste kwartaal van 1997 verjaard is.<br />
Als (de eiser) zou toegeven dat de vordering, zoals ze is ingesteld in de eerste dagvaarding<br />
van 19 april 2002, met betrekking dus tot het eerste kwartaal van 1997, verjaard is,<br />
dan merkt het (arbeids)hof op dat het rekeninguittreksel, dat is vastgehecht aan deze dagvaarding<br />
een creditpost bevat van 183,13 euro.<br />
Indien de vordering van (de eiser) op basis van dit rekeninguittreksel zou komen te vervallen<br />
omwille van de verjaring, wat moet er dan met dit credit gebeuren?<br />
Om één en ander op punt te zetten, heropent het (arbeids)hof de debatten" (tussenarrest,<br />
p.5 - 6).<br />
In het eindarrest van 16 februari 2007 vernietigt het arbeidshof het vonnis van de eerste<br />
rechter en wordt de vordering van de eiser ongegrond verklaard.<br />
Grieven<br />
1. Overeenkomstig artikel 34, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit zijn de socialezekerheidsbijdragen<br />
door de werkgever verschuldigd op de navolgende vier data van elk<br />
jaar: 31 maart, 30 juni, 30 september en 31 december.<br />
De kwartaalbijdrageschuld die de werkgever op grond van artikel 23, §2, RSZ-wet aan<br />
de eiser is verschuldigd, ontstaat bijgevolg eerst op de vier, in het Uitvoeringsbesluit