24.09.2013 Views

AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...

AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...

AC 09 2008 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

2060 HOF VAN CASSATIE 24.9.08 - Nr. 504<br />

De eiser wordt vervolgd wegens diefstal met braak (telastlegging A), poging tot diefstal<br />

door middel van braak (telastlegging B) en mondelinge bedreiging onder een bevel of<br />

onder een voorwaarde van een aanslag, waarop een criminele straf is gesteld<br />

(telastlegging C), met de omstandigheid dat deze misdrijven in staat van herhaling zouden<br />

zijn gepleegd.<br />

Bij vonnis van 10 maart <strong>2008</strong> heeft de correctionele rechtbank de eiser wegens deze<br />

drie telastleggingen tot één enkele gevangenisstraf van zestien maanden veroordeeld.<br />

De eiser en het openbaar ministerie hebben tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.<br />

Het bestreden arrest spreekt de eiser vrij voor de telastlegging C. Voor het overige,<br />

veroordeelt het de eiser eenparig tot een gevangenisstraf van twee jaar wegens de<br />

telastleggingen A en B en beveelt het, omdat hij in staat van herhaling verkeert, zijn<br />

terbeschikkingstelling van de regering gedurende tien jaar.<br />

In zoverre het cassatieberoep gericht is tegen de vrijspraak, lijkt het mij bij gebrek aan<br />

belang niet ontvankelijk.<br />

In zoverre het cassatieberoep gericht is tegen de veroordeling, is er volgens mij grond<br />

om een ambtshalve middel op te werpen dat is afgeleid uit de schending van artikel 37ter,<br />

§ 3, tweede lid, van het Strafwetboek.<br />

Uit het proces-verbaal van de rechtszitting van het hof van beroep van 5 mei <strong>2008</strong>,<br />

blijkt dat de eiser, die zichzelf verdedigde, om een werkstraf heeft verzocht en dat het hof<br />

van beroep aan de beklaagde de draagwijdte van een dergelijke straf heeft uitgelegd (cfr.<br />

stuk 6 van de submap met de rechtspleging voor het hof van beroep).<br />

Naar luid van artikel 37ter, § 3, tweede lid, van het Strafwetboek, moet de rechter die<br />

weigert een werkstraf uit te spreken zijn weigering met redenen omkleden.<br />

Deze motiveringsverplichting, die bovenop de motiveringsplicht komt die bij de<br />

artikelen 149 van de Grondwet en 195 van het Wetboek van Strafvordering is opgelegd,<br />

drukt de wil uit van de wetgever om ervoor te zorgen dat de mogelijkheid om een<br />

werkstraf op te leggen ernstig wordt genomen en de weigeringsgronden om een dergelijke<br />

straf op te leggen uitdrukkelijk worden geformuleerd (A. J<strong>AC</strong>OBS, "La motivation du refus<br />

d'appliquer la peine de travail", noot Cass., 12 feb. 2003, J.L.M.B., p. 1314-1315).<br />

Het Hof oordeelt dat ofschoon artikel 37ter, § 3, tweede lid, van het Strafwetboek,<br />

bepaalt dat de rechter die weigert een werkstraf uit te spreken zijn beslissing met redenen<br />

moet omkleden, die bepaling deze motiveringsplicht niet nader omschrijft en met name<br />

niet verwijst naar de specificiteitsvereisten van artikel 195, tweede lid, van het Wetboek<br />

van Strafvordering (Cass., 8 juni 2005, AR P.05.0349.F, A.C. 2005, nr. 327).<br />

Als de motivering van de weigering om een werkstraf uit te spreken waarom de<br />

beklaagde heeft verzocht, wordt gereduceerd tot deze die bij artikel 195, tweede lid, van<br />

het Wetboek van Strafvordering is bepaald, verliest artikel 37ter, § 3, tweede lid, van het<br />

Strafwetboek, elke betekenis. De motivering van de weigering om een werkstraf uit te<br />

spreken moet autonoom staan, ook al is zij in algemene bewoordingen gesteld of verwijst<br />

zij uitdrukkelijk naar andere elementen uit de motivering van de uitgesproken straffen (zie<br />

noot Cass., 12 feb. 2003, Rev.dr.pén.crim. 2003, p. 925-929).<br />

Te dezen vermeldt het arrest weliswaar de redenen van de keuze van de gevangenisstraf<br />

en van de terbeschikkingstelling van de regering en rechtvaardigt het, met toepassing van<br />

de artikelen 195, tweede lid, en 211 van het Wetboek van Strafvordering, hun strafmaat,<br />

maar het antwoordt met geen enkele reden op het verzoek om een werkstraf, dat de eiser<br />

mondeling op de rechtszitting van het hof van beroep had geformuleerd.<br />

Deze onwettigheid lijkt mij tot vernietiging te moeten leiden van de beslissingen over<br />

de straf en de bijdrage aan het Bijzonder Fonds tot hulp aan de slachtoffers van<br />

opzettelijke gewelddaden. Er is geen grond om de vernietiging uit te breiden tot de

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!