Referentiekader geldboetes - Europese Beweging
Referentiekader geldboetes - Europese Beweging
Referentiekader geldboetes - Europese Beweging
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
De overtredingen van de Wft die in artikel 1 onder 2 e WED strafbaar zijn gesteld, kunnen<br />
gesanctioneerd worden met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren, taakstraf of een geld‐<br />
boete van de vierde categorie in het geval van een misdrijf (art. 6 lid 1 onder 2 e WED) of met<br />
hechtenis van ten hoogste zes maanden, taakstraf of geldboete van de vierde categorie in het<br />
geval van een overtreding (art. 6 lid 1 onder 4 e WED).<br />
In de Memorie van Toelichting bij de ‘Wet wijziging boetestelsel financiële wetgeving’<br />
wordt ook stilgestaan bij de strafrechtelijke handhaving. Tijdens de parlementaire behandeling<br />
van deze wet hebben verschillende partijen de vrees geuit dat het afdoen van een overtreding<br />
via het bestuursrecht tot een zwaardere sanctie kan leiden dan wanneer de overtreding straf‐<br />
rechtelijk zou worden afgedaan. De verhoging van de wettelijke maxima en de wijziging van de<br />
inrichting van de boetesystematiek brengt inderdaad mee dat hogere bestuurlijke boetes kun‐<br />
nen en zullen worden opgelegd dan mogelijk is via een strafrechtelijke afdoening. De draag‐<br />
kracht van de financiële instellingen die te maken krijgen met deze bestuurlijke boetes, loopt<br />
nogal uiteen. Om een effectieve handhaving te kunnen realiseren, is vereist dat de preventieve<br />
werking van bestuursrechtelijke sancties voldoende groot is. In de Memorie van Toelichting<br />
wordt bovendien opgemerkt dat het niet uitzonderlijk is dat het bedrag van een via het be‐<br />
stuursrecht op te leggen boete hoger is dan het bedrag dat via strafrechtelijke afdoening had<br />
kunnen worden vastgesteld. Denk bijvoorbeeld aan het mededingingsrecht. Tot slot moet niet<br />
uit het oog worden verloren dat strafrechtelijke afdoening kan leiden tot een vrijheidsbene‐<br />
mende straf en bijkomende maatregelen, waaronder voordeelsontneming. De wijziging van de<br />
financiële wetgeving beoogt effectieve handhaving en effectieve preventieve werking mogelijk<br />
te maken. Dit vereist dat de toezichthouder een op de betrokken financiële instelling toegesne‐<br />
den bestuurlijke boete kan opleggen. Bij een overtreding is een strafrechtelijke afdoening dan<br />
ook bedoeld voor de ernstigste gevallen: gevallen waarin een financiële sanctie op maat alleen<br />
niet volstaat.<br />
3.2 Boetepraktijk<br />
In § 3.1 is beschreven hoe de boetesystematiek van twaalf bestuurlijke boeteregelingen op pa‐<br />
pier (wet en beleid) in elkaar steekt. Op basis van deze verkenning ontstaat er al een beeld van<br />
de relevante factoren die van invloed zijn op de wettelijke boetemaxima en het boetebeleid.<br />
Daarmee is echter nog niets gezegd over de praktijk van boeteoplegging. De volgende stap is<br />
daarom het reconstrueren van de toepassing van het boetebeleid. Hiertoe is een drietal case<br />
studies verricht. Deze betreffen de AOW, de Tabakswet en de Mededingingswet. De case studies<br />
zijn uitgevoerd door middel van interviews (met beleidsmedewerkers, die overzicht hebben van<br />
het boetebeleid, en met beslissers die de dagelijkse afwegingen maken ten aanzien van de boe‐<br />
teoplegging). De (medewerkers van) bestuursorganen waarmee gesproken is, zijn vaak ook be‐<br />
voegd bestuurlijke boetes op te leggen ten aanzien van andere wetgeving. Hoewel daar het<br />
zwaartepunt niet lag, is tijdens de gesprekken ook gesproken over de boetepraktijk van deze<br />
andere wetgeving. Het doel van deze case studies is om te verifiëren of ‘het papier’ in de prak‐<br />
tijk uitgangspunt is van de boeteoplegging. Met andere woorden, het doel is om erachter te<br />
komen of in de praktijk wel of geen, op andere uitgangspunten gestoelde, interne richtlijnen<br />
worden gebruikt bij de concrete boeteoplegging. Hieronder blijkt dat dit niet het geval is. De<br />
kenbare, openbare regels uit de wet en/of het beleid blijken daadwerkelijk toegepast worden in<br />
de praktijk.<br />
63