Referentiekader geldboetes - Europese Beweging
Referentiekader geldboetes - Europese Beweging
Referentiekader geldboetes - Europese Beweging
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Het strafrechtelijk sanctiestelsel zou aldus op het niveau van de wet enigszins geflexibiliseerd<br />
kunnen worden. Daarnaast valt te overwegen een wettelijke basis te creëren voor normering<br />
van straftoemeting in lagere algemeen verbindende voorschriften.<br />
Een dergelijke basis ontbreekt thans. De wet voorziet in algemene strafminima die zeer<br />
laag zijn (voor de geldboete is het algemeen geldende minimum € 3; art. 23 lid 2 Sr) en maxima<br />
die per delict bepaald zijn. Voor de geldboete is dat, behoudens de enkele uitzonderingen die in<br />
het voorgaande zijn aangestipt, het maximum van de voor het feit bepaalde boetecategorie.<br />
Hoe de rechter en het OM in het concrete geval een tussen het algemene minimum en het spe‐<br />
cifieke maximum gelegen geldboete dienen vast te stellen, wordt door de wet niet nader ge‐<br />
normeerd.<br />
Een dergelijke normering is, zo bleek in hoofdstuk 2, wel te vinden in andere, niet‐<br />
wettelijke regelgeving: beleidsregels en richtlijnen (‘soft law’). Van belang zijn vooral de Polaris‐<br />
richtlijnen en andere OM‐beleidsregels. Daarnaast zijn door het LOVS landelijke oriëntatiepun‐<br />
ten voor de straftoemeting geformuleerd. Voorts bestaan er binnen rechtbanken en gerechts‐<br />
hoven eigen oriëntatiepunten.<br />
Bij afwezigheid van een nadere wettelijke normering kunnen deze beleidsregels en richt‐<br />
lijnen die in de kern berusten op zelfbinding zonder meer positief gewaardeerd worden. De con‐<br />
sistentie in de straftoemeting, en daarmee een gelijke en rechtvaardige behandeling van burgers<br />
die in dezelfde positie verkeren, wordt erdoor vergroot. Het is echter de vraag of met (niet‐<br />
wettelijke) normering op het niveau van beleidsregels en richtlijnen kan worden volstaan. Een<br />
belangrijk argument voor nadere wettelijke normering is het legaliteitsbeginsel en daarmee<br />
verbonden belangen als rechtszekerheid, rechtseenheid en democratische legitimatie van<br />
machtsuitoefening. Deze belangen zijn gediend met een nadere normering van straftoemeting<br />
in (op de wet berustende) lagere algemeen verbindende voorschriften.<br />
Wat betreft de (democratische) legitimatie schiet zeker normering van straftoemeting<br />
door organen als het LOVS tekort. Maar ook rechtszekerheid en rechtseenheid zijn erbij gebaat<br />
dat normering van straftoemeting aan de hand van lagere algemeen verbindende voorschriften<br />
geschiedt. Een essentieel kenmerk van normering die op zelfbinding berust, is namelijk dat an‐<br />
deren daar niet aan gebonden zijn. Dat het OM op basis van eigen beleidsregels een eis formu‐<br />
leert, bindt de rechter niet bij het gebruik dat deze van zijn bestraffingsbevoegdheid maakt. De<br />
grondslag van zelfbinding van rechterlijke oriëntatiepunten is zelfs problematisch te noemen. In<br />
elk geval is duidelijk dat het LOVS geen bevoegdheid heeft om rechters te binden. 6 Verdedigbaar<br />
is dat gerechten wel de bevoegdheid tot het vaststellen van rechtersregelingen toekomt. 7 Maar<br />
ook als wordt aangenomen dat deze de bevoegdheid tot het normeren van straftoemeting om‐<br />
vat, zal duidelijk zijn dat rechtseenheid en (daarmee) rechtszekerheid op nationaal niveau langs<br />
deze weg niet optimaal bevorderd kunnen worden.<br />
Bij dit alles springt in het oog dat OM‐beleidsregels en rechterlijke oriëntatiepunten<br />
naast elkaar van toepassing kunnen zijn, met alle onduidelijkheden van dien. Ook deze onduide‐<br />
lijkheden zouden wellicht met lagere algemeen verbindende voorschriften over de straftoeme‐<br />
ting kunnen worden ondervangen.<br />
De Wet OM‐afdoening brengt mee dat de nadelen van de vigerende normering van<br />
straftoemeting extra pregnant zijn geworden. Kern van de wet is dat de bevoegdheid tot be‐<br />
straffing niet enkel meer aan strafrechters is voorbehouden. Ook officieren van justitie kunnen<br />
onder omstandigheden straffen opleggen ( in ‘strafbeschikkingen’). Zelfs opsporingsambtenaren<br />
6<br />
F. Vellinga‐Schootstra, Strafrechtersrecht: rechtersregelingen in het strafproces, in: Pet af, Liber amicorum D.H. de Jong, red. B.F.<br />
Keulen, G. Knigge en H.D. Wolswijk, Nijmegen: WLP 2007, p. 497.<br />
7<br />
F. Vellinga‐Schootstra, Strafrechtersrecht: rechtersregelingen in het strafproces, in: Pet af, Liber amicorum D.H. de Jong, red. B.F.<br />
Keulen, G. Knigge en H.D. Wolswijk, Nijmegen: WLP 2007, p. 497. Vgl. ook het NJV‐preadvies van De Wijkerslooth 2007, p. 187.<br />
12