Referentiekader geldboetes - Europese Beweging
Referentiekader geldboetes - Europese Beweging
Referentiekader geldboetes - Europese Beweging
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
geëgaliseerd. 6 Het Boetebesluit is daarom gericht op uniformiteit, proportionaliteit en afstem‐<br />
ming op het boetebeleid in de strafrechtelijke sfeer. Uniformiteit wordt bereikt door een AMvB<br />
ten aanzien van de verschillende beboetbare inlichtingenverplichtingen in de sociale zeker‐<br />
heidswetten. Voor wat betreft de proportionaliteit wordt de ernst van de overtreding afgeme‐<br />
ten aan de hoogte van het benadelingsbedrag. De boetehoogte is vervolgens een percentage<br />
van dat benadelingsbedrag. In de Nota van Toelichting (NvT) bij het Boetebesluit wordt overwo‐<br />
gen dat dit kan leiden tot onbevredigende uitkomsten op individueel niveau. Daarom zijn feiten<br />
en omstandigheden op individueel niveau mede maatgevend bij het vaststellen van de ernst van<br />
de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden waarin de betrokkene ver‐<br />
keert. In het Boetebesluit worden deze maatstaven bewust niet nader uitgewerkt, omdat deze<br />
te individueel van aard om in algemene regels te vatten.<br />
Van belang is dat de constatering van een overtreding moet leiden tot boeteoplegging.<br />
Het is daarom, volgens de Nota van Toelichting bij het Boetebesluit, niet de bedoeling dat een in<br />
de beleidsregels opgenomen grond voor verlaging van de boete leidt tot oplegging van geen<br />
boete of tot afzien van oplegging van een boete. Afzien van een boete is alleen mogelijk in een<br />
van de drie volgende situaties: het ontbreken van enige vorm van verwijtbaarheid, in geval van<br />
dringende redenen of wanneer de overtreding niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag; in<br />
dit laatste geval kan worden volstaan met het geven van een waarschuwing.<br />
Voor wat betreft de afstemming met het strafrechtelijk boetebeleid is van belang dat<br />
het OM sinds 1 april 2000 het beleid voert dat uitvoeringsorganen geen aangifte hoeven te doen<br />
bij frauduleuze overtredingen met een benadelingsbedrag tot en met f 12.000 (de grens is in<br />
2011 € 10.000) en dergelijke overtredingen zelfstandig met een bestuurlijke boete mogen af‐<br />
doen. Ten aanzien van de overtredingen met een benadelingsbedrag hoger dan f 12.000<br />
(€ 10.000) geldt OM‐beleid dat inhoudt dat geen <strong>geldboetes</strong> worden geëist, maar een gevange‐<br />
nisstraf of taakstraf. Voorts is van belang dat bij het Boetebesluit wordt aangegeven dat het<br />
boetepercentage van 10% van het benadelingsbedrag zijn oorsprong vindt in het strafrechtelijk<br />
boetebeleid dat gold tot 1 april 2000; in dat boetebeleid was het boetepercentage namelijk ge‐<br />
steld op 15%.<br />
De toelichting bij de beleidsregels van de Svb bevat geen motivering voor de gekozen<br />
gedragslijn. De keuzes worden blijkbaar gebaseerd op de toelichtingen bij het Boetebesluit (en<br />
de bijbehorende NvT).<br />
3.1.1.4 Andere sancties<br />
Bestuursrecht<br />
Bij de beschrijving van het boetestelsel moet ook worden nagegaan welke andere sancties in de<br />
context van de bestuurlijke boete kunnen worden opgelegd. Allereerst is dat de waarschuwing.<br />
Zoals gesteld, wordt een waarschuwing opgelegd indien schending van de inlichtingenverplich‐<br />
ting niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van ouderdoms‐<br />
pensioen. Dit is slechts anders indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting<br />
plaatsvindt binnen een periode van twee jaar, te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de<br />
pensioengerechtigde, zijn echtgenoot of zijn wettelijke vertegenwoordiger een zodanige waar‐<br />
schuwing is gegeven. In de beleidsregels van de Svb wordt de wettelijke regeling nog aangevuld<br />
met de opmerking dat van deze bevoegdheid geen gebruik wordt gemaakt indien de Svb het<br />
gegronde vermoeden heeft dat de mededelingsplichtige opzettelijk zijn mededelingsverplichting<br />
niet of niet behoorlijk is nagekomen.<br />
6 Kamerstukken II 1998/99, 26 200 XV, nr. 88.<br />
5