Referentiekader geldboetes - Europese Beweging
Referentiekader geldboetes - Europese Beweging
Referentiekader geldboetes - Europese Beweging
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Overigens moet nog geconstateerd worden dat discretionaire boetebevoegdheden<br />
hoofdregel en gebonden boetebevoegdheden uitzondering zijn; van de nader in het onderzoek<br />
betrokken wetten kennen alleen de AOW, de Wav en de Arbeidstijdenwet gebonden boetebe‐<br />
voegdheden. De Wav‐verplichting houdt verband met het grote belang dat de wetgever aan het<br />
betrokken rechtsgoed hecht. Bij de verplichting in het kader van de AOW (en andere socialeze‐<br />
kerheidswetten) is de verscherping in handhaving relevant. Aannemelijk is dat de afhankelijk‐<br />
heid van de uitvoeringsinstantie van de informatieverstrekking door de burger hier eveneens<br />
een rol speelt; ook kan de relatie tot (verplichte) terugvordering van betekenis zijn.<br />
Belangrijk is tot slot de bevinding dat, uitzonderingen daargelaten (belastingrecht), de<br />
wettelijke boetebedragen niet zijn geïndexeerd.<br />
Conclusie is dat er op het punt van de vormgeving tussen beide rechtsgebieden over‐<br />
eenkomsten bestaan, waarbij onder meer valt te denken aan de grote rol van (niet‐vrijblijvende)<br />
normering op het niveau van het OM respectievelijk het bestuur, maar dat er ook opvallende<br />
verschillen zijn waar te nemen. Het meest opvallend is wel de aanwezigheid binnen het be‐<br />
stuursrecht van sterk verschillende stelsels.<br />
5.5 Aanbevelingen (deelvraag iv)<br />
5.5.1 Vooraf<br />
Deelvraag iv luidt: Op welke wijze kan meer eenheid in de boetesystematiek worden gebracht?<br />
Deze vraag wordt beantwoord in de vorm van een aantal aanbevelingen. In het belang van meer<br />
eenheid in de boetesystematiek worden eerst aanbevelingen geformuleerd speciaal voor het<br />
strafrecht respectievelijk het bestraffende bestuursrecht. Daarna volgt een nadere beschouwing<br />
van enkele algemene overeenkomsten en verschillen tussen beide rechtsgebieden. Tegen die<br />
achtergrond sluit dit hoofdstuk af met aanbevelingen voor beide rechtsgebieden gezamenlijk.<br />
De vorige paragrafen zijn rechtstreeks gebaseerd op de onderzoeksbevindingen. Deze<br />
bevindingen zelf leiden niet dwingend tot een bepaalde vormgeving van boetestelsels en tot een<br />
bepaalde boetehoogte met daarvan dwingend af te leiden nadere bedragen. Anderzijds nodigen<br />
zij wel nadrukkelijk uit tot een poging in de vorm van aanbevelingen om te komen tot meer<br />
eenheid. In het belang van deze eenheid geeft het onderstaande wenselijkheden, aandachts‐<br />
punten en oplossingsrichtingen voor achtereenvolgens de vormgeving van het boetestelsel en<br />
de boetehoogte.<br />
5.5.2 Aanbevelingen op het terrein van het strafrecht<br />
Wenselijkheid van meer flexibiliteit op het punt van de boetehoogte<br />
In het voorgaande is in kaart gebracht welke factoren van invloed zijn op straftoemeting. Aan‐<br />
dacht verdient dat de huidige vormgeving van het strafrechtelijk sanctiestelsel op het niveau van<br />
de wet eraan in de weg kan staan dat de straftoemeting in een aantal gevallen daadwerkelijk in<br />
voldoende mate met deze factoren rekening houdt.<br />
Dat komt door de wettelijke maximering van <strong>geldboetes</strong> via gefixeerde bedragen. Uit ar‐<br />
tikel 23 lid 3 Sr volgt dat de maximale geldboete die voor een bepaald feit kan worden opgelegd,<br />
gelijk is aan het bedrag van de categorie die voor dat feit is bepaald. In het vierde lid worden zes<br />
categorieën met bijbehorende bedragen onderscheiden. Dat bedrag wordt op grond van het<br />
negende lid regelmatig bij AMvB aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex,<br />
maar dat doet aan het gefixeerde karakter van deze strafmaxima niet af. De wet omschrijft en‐<br />
kele gevallen waarin een hogere geldboete kan worden opgelegd dan het maximum van de ca‐<br />
tegorie die voor het betreffende feit is bepaald. Het eerste geval betreft de situatie waarin de<br />
veroordeelde een rechtspersoon is, indien de voor het feit bepaalde boetecategorie geen pas‐<br />
10