Referentiekader geldboetes - Europese Beweging
Referentiekader geldboetes - Europese Beweging
Referentiekader geldboetes - Europese Beweging
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
- Wenselijkheid van internationale rechtshulp.<br />
- Wenselijkheid van een toets in het kader van artikel 12 Wetboek van Strafvordering.<br />
- Aanpak van feitelijk leidinggevenden artikel 51 Wetboek van Strafrecht (vrijheids‐<br />
straffen).<br />
- Samenwerking met andere (bijzondere) opsporingsdiensten.<br />
Uit deze afbakeningscriteria kan worden afgeleid of en in hoeverre een delict als te gecompli‐<br />
ceerd wordt beschouwd, of anderszins teveel voeten in de aarde heeft, om bestuursrechtelijk te<br />
kunnen worden afgedaan. Verderop zal nog nader worden ingegaan op de vraag welke conse‐<br />
quenties het complexe karakter van bepaalde strafbare feiten heeft voor straftoemetingsbeleid<br />
in de vorm van richtlijnen of oriëntatiepunten.<br />
Ook wordt in verschillende andere specifieke aanwijzingen en richtlijnen (om uiteenlopende<br />
redenen) onderscheid gemaakt tussen eenvoudige zaken en complexe/gevoelige zaken. Zo<br />
wordt in de ‘Aanwijzing opsporing en vervolging faillissementsfraude (2009A001) op grond van<br />
de volgende kenmerken vastgesteld of er sprake is van een complexe/gevoelige zaak:<br />
- Omvang fraudebedrag.<br />
- Misbruik van rechtspersonen.<br />
- Ondoorzichtige eigendomsverhoudingen of bestuurdersrelaties of gebruik van een<br />
stroman.<br />
- Georganiseerd verband.<br />
- Andere vermogensdelicten.<br />
- Branchegebonden.<br />
- Persoon van de verdachte(n) (recidivist, publieke functie, voorbeeldfunctie).<br />
Dat heeft zowel consequenties voor de opsporing en vervolging (speciale kennis vereist) als voor<br />
de strafmaat en ‐modaliteit. Als er sprake is van complexe strafbare feiten wordt er, wat dat<br />
laatste betreft, vaak teruggegrepen op het Polaris‐systeem – dat als straftoemetingssystematiek<br />
dus kennelijk beter is toegesneden op complexe feiten – en op de algemene factoren op wetge‐<br />
vingsniveau.<br />
Met het oog op de probleemstelling van dit onderzoek zal hieronder worden volstaan<br />
met een globale schets van de straftoemetingscriteria die in richtlijnen en aanwijzingen met<br />
betrekking tot de handhaving van ordeningswetgeving (geregeld) terugkeren. Uit de analyse van<br />
een aantal van deze specifieke beleidsregels blijkt dat vooral de volgende factoren een strafver‐<br />
hogend/verlagend effect hebben:<br />
- De kwaliteit van de verdachte (normadressaat: vervoerder of bestuurder; 96 de pro‐<br />
fessionaliteit van de verdachte; de evt. speciale zorgplicht; individuele onderneming<br />
of deel uitmakend van een concern; werkgever van een klein, middelgroot of groot<br />
bedrijf 97 ).<br />
- Recidive. 98<br />
- Draagkracht (wordt soms wel genoemd, maar heeft praktisch nooit invloed).<br />
- Uitstralingseffect op andere justitiabelen (generale preventie). 99<br />
- Het belang van het te beschermen rechtsgoed (vgl. voorkomen en beperken van<br />
zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken of andere vormen van<br />
duidelijke gevaarzetting; het voorkomen van letsel en andere ernstige schade aan<br />
96 Vgl. de ‘Richtlijn voor Strafvordering personenvervoer 2000 (2010R002)’.<br />
97 Vgl. o.a. de ‘Richtlijn voor strafvordering Arbeidsomstandighedenwet 1998 (2010R017)’.<br />
98 In praktisch alle richtlijnen vormt recidive een strafverzwarende factor.<br />
99 Vgl. de ’Richtlijn voor strafvordering Winkeltijdenwet (2010R013)’.<br />
43