Referentiekader geldboetes - Europese Beweging
Referentiekader geldboetes - Europese Beweging
Referentiekader geldboetes - Europese Beweging
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
degelijk handhavingsinstrumenten nodig heeft. 21 Burgers betrekken bij de straftoemeting in dat<br />
verband, lijkt dan ook het paard achter de wagen spannen.<br />
2.2.2.8 Rechter en OM‐beleid<br />
Voorts blijkt uit het voorafgaande dat er verschil van mening bestaat over de vraag of de rechter<br />
voor het straftoemetingsbeleid wellicht kan aanhaken bij OM‐beleidsregels en ‐aanwijzingen, of<br />
dat hij zelf de verantwoordelijkheid moet dragen voor het ontwikkelen van eigen richtlijnen. Als<br />
gezegd, dienen volgens de Projectgroep Straftoemetingsinstrumentarium de beleidsregels en<br />
aanwijzingen van het OM (BOS‐Polaris etc.) niet als vertrekpunt voor de straftoemeting te gel‐<br />
den, omdat de straftoemeting een eigen verantwoordelijkheid is van de rechter. Daar wordt<br />
echter ook wel anders over gedacht. Zo meent de P‐G bij de Hoge Raad, J.W. Fokkens, dat con‐<br />
sistente straftoemeting niet op basis van (door het LOVS en de Commissie Rechtseenheid ont‐<br />
wikkelde) oriëntatiepunten vorm zou moeten krijgen, maar op basis van een in de rechtspraak<br />
te ontwikkelen straftoemetingsrecht. 22 Daarbij zouden de strafvorderingsrichtlijnen van het OM<br />
juist wel een belangrijke rol kunnen vervullen, mits ze maar, meer dan nu het geval is, aanslui‐<br />
ting zoeken bij de praktijk van rechterlijke straftoemeting. Dat kan worden bereikt door – in<br />
plaats van zeer vergaande detaillering en fixatie, met name wat betreft bepaalde daadcompo‐<br />
nenten – bandbreedtes te ontwikkelen. Deze bandbreedtes bieden voldoende mogelijkheden<br />
om de strafoplegging zo precies mogelijk toe te snijden op de omstandigheden van het geval.<br />
Afwijking van deze bandbreedtes dient te worden verantwoord op grond van artikel 359 lid 2<br />
(tweede volzin) Sv, hetgeen zal resulteren in jurisprudentie over straftoemetingsfactoren die –<br />
in de vorm van de verder uit te bouwen Databank Consistente Straftoemeting – als leidraad kan<br />
dienen voor de rechterlijke macht. Op die manier ontwikkelt zich, bij het ontbreken van explicie‐<br />
te wettelijke straftoemetingsfactoren, binnen de rechtspraak zelf, in wisselwerking met het OM<br />
(en dus ook indirect met de minister en zelfs met de volksvertegenwoordiging), consistente<br />
straftoemetingsjurisprudentie. Dat leidt volgens Fokkens uiteindelijk tot een toetsbaar stelsel<br />
van ruim geformuleerde regels en rechtspraak, waar een beroep op kan worden gedaan, en<br />
waarmee kan worden voorkomen dat de aandacht voor de persoon van de dader wordt onder‐<br />
gesneeuwd door de focus op uniformering.<br />
Welke consequenties deze gedachtegang kan of moet hebben voor de straftoemetings‐<br />
systematiek met betrekking tot boetestelsels in het kader van ordeningswetgeving, valt niet<br />
helemaal te overzien. Wel lijkt het pleidooi voor ‘bandbreedtes en de daarin besloten liggende<br />
speelruimte in plaats van gefixeerde tarifering’ vooral te zijn ingegeven door de vrees dat de<br />
persoon van de dader ondergeschikt wordt gemaakt aan de focus op uniformering. Maar ook<br />
wat dat betreft ligt het in de rede niet alle delicten onder één noemer te brengen, maar te diffe‐<br />
rentiëren tussen enerzijds eenvoudige ordeningsdelicten waarbij het accent ligt op conditione‐<br />
ring, en anderzijds complexe delicten waarbij de persoon van de verdachte, de mate van ver‐<br />
21 Zie bijv. E. Gritter, G. Knigge en N.J.M. Kwakman, De WED op de helling. Een onderzoek naar de wenselijkheid de Wet op de eco‐<br />
nomische delicten te herzien, (WODC: Onderzoek en beleid, nr. 234) Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2005, p. 76: “Daarbij moet<br />
worden bedacht dat overtredingen van ordeningswetgeving over het algemeen slechts aan het licht komen door actief toezicht en<br />
speurwerk van overheidswege. Immers, naarmate overtredingen uitsluitend een schending opleveren van ‘het algemeen belang’ dat<br />
door ordeningswetgeving wordt beschermd, en particuliere burgers daardoor dus niet in hun privé‐belangen worden getroffen, zal<br />
de overheid het niet van aangiftes en dergelijke moeten hebben. Reactieve opsporing op basis van een concrete verdenking zal dan<br />
over het algemeen niet volstaan.”<br />
22 Zie J.W. Fokkens en M.J.A. Duker, ‘Straftoemeting als rechtsvinding’ (Bewerkte versie van de lezing die J.W. Fokkens over dit<br />
onderwerp heeft gehouden op het Symposium Straftoemeting te Amsterdam) in Trema Straftoemetingsbulletin, nr. 1, 2006, p. 1‐5.<br />
Zie voorts Marius Duker, Legitieme Straftoemeting; Een onderzoek naar de legitimiteit van de straftoemeting in het licht van het<br />
gelijkheidsbeginsel, het democratiebeginsel en het beginsel van een eerlijke procesvoering, Den Haag: Boom Juridische uitgevers<br />
2003, § 4.3 en met name § 4.3.2 (Strafvervolgingsbeleid als uitgangspunt voor de rechter) en § 4.3.3 (Een functionele wisselwerking<br />
via het strafvorderingsbeleid).<br />
9